Onderzoek naar overgang tussen wijkletter-huisnummer aanduiding naar straat-huisnummers bij huizen in 1909
Uit het archief zijn de dossiers 0056.1554 en 0056.1557 opgevraagd door Erik om te weten welke informatie in deze registers is opgenomen.
Het blijkt dat dit de originele bronnen zijn van de registers van alle huisnummers in de hele stad (ook buiten de binnenstad). Er zijn drie series gemaakt, 1900-1907, 1907-1909 en 1909-1922. Vooraf aan de hierboven getoonde beginpagina is met de hand de volgende omschrijving in het schutblad van het boek uit 1907-1909(A-J) genoteerd: “2de serie = aangelegd ca medio 1907, later (ca 1909) geleidelijk vervangen door de derde serie (90 nieuwe huisnummers)”. Op het schutblad van het boek uit 1909-1922 staat: “3e serie= aangelegd ca 1909 (nieuwe huisnummering!)”
NB: scans van de huizenregistraties – alle 9 delen achter elkaar – zijn te vinden bij FamilySearch (je dient hiervoor in te loggen, registratie is gratis).
De huisnummerregisters zijn aangelegd als indexen op de bevolkingsregisters. Die waren vanaf 1900 namelijk alfabetisch ingericht en niet meer op wijkletter en straat. Om toch per huis te kunnen opzoeken wie er woonde, maakten de ambtenaren deze registers (net zoals ze voor de periodes ervoor indexen maakte op achternaam). De verwijzingen zijn dus naar de delen van de bevolkingsregisters (K verwijst naar deel K, met alle mensen met een K als achternaam) en niet naar de volkstelling.
Het boek bevat kolommen met de naam van de straat, wijk letter, huisnummer, naam van de bewoners en een verwijzing naar de volkstelling. Met rode pen is elk huisnummer doorgehaald en direct daaronder is het nieuwe huisnummer aangegeven. Op meerdere plekken zijn extra nummers met rode pen toegevoegd, zoals hieronder.
Het blijkt dat met de ‘3e serie’ uit de periode 1909-1922 een correctie heeft plaatsgevonden op de in de 2e serie vastgelegde huisnummers. Er zijn nogmaals extra nummers toegevoegd van bijvoorbeeld pakhuizen en er zijn nummers verdwenen van inmiddels afgebroken panden. Die laatste nummers zijn doorgehaald met de opmerking Vervallen.
Concordans
In de boekenkast bij het archief op de Chocoladefabriek staan de huisnummerboeken, een van deze boeken wordt ten onrechte aangemerkt als het concordans tussen de oude registratie en de nieuwe. Echter, dé concordans op de huisnummering bestaat niet. Niet voor 1909, niet voor de periode van deze registers, niet voor welk jaar of periode dan ook. Vanaf 1920 zal er niet zo veel meer hernummerd zijn, maar het gebeurde nog steeds wel. Die vernummeringen werden vastgelegd in beide series registers. Dus ook met deze huisnummerregisters weet je nog niet helemaal zeker of je bij het huidige adres uitkomt. Een huisnummer is dus ook een momentopname en zou je zo moeten vastleggen. Het huis dat hier verderop genoemd wordt heeft huisnummer C66 gehad van 1850(?) tot 1909, 172 in 1909-(?) en 178 vanaf (?)-nu.
Dit is ook belangrijk omdat in bijvoorbeeld een geboorteakte uit 1909 dat nummer 172 zou kunnen blijken. Per pand of perceel moet dus niet één huisnummer vastgelegd worden, maar alle gevonden nummers met een jaartal/periode erbij.
Hieronder volgen nog twee voorbeelden. Ik heb daarvoor alle pagina’s van de Gouwe uit het register gefotografeerd van zowel de 2e als de 3e serie.
Het adres Gouwe C66 heeft in 1909 het nieuwe nummer 172 gekregen:
Dit nieuwe nummer is overgeschreven in de ‘concordans’, uit beide registraties blijkt dat op C66 B. Beszelzen woont:
Echter is een jaar later het nummer 172 gecorrigeerd in Gouwe 178;
Tegenwoordig is Lage Gouwe 178 het hoekhuis op de hoek met de Turfmarkt. Dat dit huis ooit het nummer 66 heeft gehad blijkt uit het nummer 66 wat nog altijd (boven) in de voordeur van Lage Gouwe 178 zichtbaar is als restant van de oude nummering.
C66 is dus het huidige huisnummer 178 en dat had het oude kadastrale perceel B650:
Een ander voorbeeld; Volgens de Goudse Courant van 16 mei 1898 is er aan de Gouwe een huis te koop met nummer C50 op kadastraal perceel B 672.
Uit de registratie in de 2e serie blijkt C50 veranderd te zijn in Gouwe 132;
E.e.a. is zo ook overgenomen in de ‘concordans’ hieronder;
Maar ook hier is het huisnummer een jaar later veranderd, in dit geval in Gouwe 138;
Plaatsen we C50 op de plek van Gouwe 138 dan blijkt daar het kadastrale perceel B672 bij te horen!
Bij huisnummer 132 hoort perceel C47.
Volgens de verordening op de nummering was het verplicht om het huisnummer zichtbaar op de voorgevel aan te brengen. Een mooi voorbeeld van het zichtbaar maken van het huisnummer op de gevel zien we hieronder.
Onderzoek nummering Wijdstraat (oostzijde)
Bob onderzocht de veranderingen in de nummeraanduiding van een aantal woningen aan de Wijdstraat. Op basis van de OAT’s, volkstellingen en bevolkingsregisters heeft Bob een overzicht gemaakt wie, waar, wanneer, woonde (of eigenaar was), in een spreadsheet zijn alle persoonsvermeldingen vastgelegd.
In de rechter kolommen hieronder zijn de kadastrale percelen van de Wijdstraat weergegeven. Deze veranderen tussen 1830 en heden nagenoeg niet. In het linker deel is de verandering in de nummerring te zien beginnende bij de Plaatselijke aanduiding zoals deze door het kadaster is geregistreerd. Deze nummering werd al door de stad zelf gebruikt voordat de kadastrale registratie werd ingevoerd.
Het bovenstaande overzicht leert ons een paar belangrijke dingen.
- De nummering werd eens in de zoveel tijd herzien mogelijk omdat panden verdwenen door samenvoeging/sloop of werden toegevoegd door nieuwbouw/splitsing. De nummering werd dan weer doorlopend gemaakt. Als P10 P10 blijft, maar de oude P12 ineens P11 wordt, dan is dat belangrijke informatie over een ingreep in de voorafgaande periode. Precies wat we willen weten.
- Als het hoogste wijknummer, bv. P200 P199 wordt dan mag je voorzichtig aannemen dat we met maar één wijziging in die wijk te maken hebben. Dat maakt geautomatiseerde aanpassing van de nummering mogelijk, al moet je er natuurlijk op bedacht zijn dat ergens in die reeks nog een samenvoeging én een splitsing voorkomen die elkaar bij de hernummering opheffen.
- Dat betekent dat reconstructie van wijknummers het beste per wijk en niet per straat kan worden aangepakt.
- Voor de nummering van wijk A geldt hetzelfde, maar daar is men nauwkeuriger geweest door toevoeging/weglating van een ‘a’ etc. Ook dat duidt op verandering in gebruik/eigendom. Dat is weer belangrijk voor ons onderzoek. Dit is echter onvoorspelbaarder en lastiger te automatiseren.
- Voor de straatnummers geldt dat die eenmalig hernummerd zijn en dan geldt dus weer hetzelfde als hierboven. Gelukkig zijn die nummers nu onveranderlijk zodat we aan reeksen weggevallen nummers (vooral op de Nieuwehaven en Raam) nog steeds kunnen zien waar hofjes en poortjes hebben gestaan.
Het ontstaan van de huisnummering
De nummering van de huizen werd in eerste instantie doorlopend in een wijk gebruikt. Wijk A begon bij nummer 1 en alle straten in die wijk kregen een doorlopend nummer. Achter de kerk begon men met nummer 1 tot 38, de Wijdstraat ging verder bij nummer 39 t/m 50 om met nummer 51 over te gaan in de Botermarkt enz. Zo ook in de andere wijken. Met dit systeem kon in een wijk slechts 1 maal een getal voorkomen. Als voorbeeld liep de nummering op de Oosthaven de hoek om door de Molenwerf, dan aan de andere zijde van de Molenwerf weer terug de Oosthaven op. Hierbij was er dus geen spraken van het gebruik van even en oneven nummers aan de overzijde van een straat.
Er was toen ook al spraken van een huisnummer maar men noemde dit in het register de plaatselijke aanduiding. Dit nummer moest zichtbaar op de buitenzijde van het huis worden aangebracht. In eerdere documenten is over deze eis helaas niets terug te lezen maar op 16 oktober 1806 wordt aangegeven dat op 9 augustus is verordonneerd dat ook de lege erven, waar voorheen een huis had gestaan, ook voorzien moesten zijn van een zichtbare nummeraanduiding en wel in de vorm van een bord bevestigd aan een paal van ten minste 3 voet hoog (ongeveer 90 cm).
Dat het gebruik van huisnummers al in 1718 plaatsvond blijkt uit de instructie en reglement voor de Wijkmeesters van 28 december van dat jaar. Bij verhuizing moest iedere inwoner wijkmeester vertellen waar hij woonde en naar waar hij vertrok onder het noemen van het betreffende nummer.
De wijkindeling werd op 24 juli 1846 aangepast. Het aantal wijkletters werd gereduceerd en de verdeling van de wijken werd logischer. De nieuwe indeling kreeg 17 wijken doorlopend van A t/m R. (bron 0056.1376 stukken betreffende het toezicht op de wijken. 1817-1846)
Op 13 mei 1851 wordt een nieuwe verordening vastgesteld. In deze verordening is in Artikel 1 opgenomen dat elk gebouw met een letter en een nummer wordt gemerkt. De letter en het nummer moeten in zwarte olieverf zichtbaar op de deurpost worden aangebracht of op een andere manier op een zichtbare plaats aan de voorzijde van het gebouw worden geplaatst. Het met zwarte letters zichtbaar gemaakt nummer moet minsten 3 cm groot zijn. De eigenaar van het gebouw is verplicht dit nummer altijd zichtbaar te laten zijn.
In 1867 en 1871 laat het adresboek zien dat Gouda nog steeds is verdeelt met de letters A t/m R echter twee jaar later in 1873 blijken daar twee wijken, te weten de wijk S en T, aan te zijn toegevoegd. Wijk S betreft het buitengebied rond de Joubertstraat en de Bloemendaalseweg en wijk T betreft het gebied van de voormalige gemeente Broek. Waarin het westelijke deel van het Jaagpad en de Moordrechts Tiendweg waren gelegen.
In 1886 Volgde nog een kleine aanvulling, door het verdichten van de buitenwijken voegden de bestuurders de nieuw aangelegde Boomgaardstraat toe met een eigen wijkletter RR. Niet veel later in 1902 volgde nog een aanvulling met de Wijk SS waarin alleen de Krugerlaan was opgenomen.
De overige wijken blijven daarbij onveranderd.
Bij het wijzigen van de wijkletters werden ook alle huisnummers veranderd.
Pas in 1909 vervielen de wijkletters als onderdeel van het adres en worden de huisnummers per straat met een even en oneven systeem uitgegeven. Zo is de het adresboek van Gouda in 1909 nog een lijst opgenomen met alle straatnamen en hun wijkaanduiding. In het boek van 1910 schijft Burgemeester Martens dat het gebruik van de wijkindeling is afgeschaft.
De wijkindeling en het nummersysteem voor woningen bleef behouden bij de invoering van het Kadaster. Hierbij verviel het verpondingssysteem. De Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van het Kadaster (OAT) had betrekking op het heffen van grondbelasting waardoor het kadaster zelf een eigen wijkverdeling gebruikte. Die was beperkt tot de vier kwartieren (secties) A, B, C en D. Er was geen relatie tussen de wijk A van het kadaster en de wijk A van de gemeente.
In 1851 is in de Gemeentewet vastgelegd dat straatnamen voortaan officieel vastgelegd moesten worden. In Gouda wordt daarvoor op 13 mei 1851 de Verordening omtrent het aanleggen en bijhouden der bevolkingsregisters binnen de stad Gouda vastgesteld.
Rond 1873 worden er voor het eerst in Nederland straatnaamborden geplaatst.
In 1977 was er een laatste grootschalige wijziging van adressen in heel Nederland in dat jaar werd de postcode ingevoerd.
Met de invoering van de BAG in 2010 werd definitief wettelijk vastgelegd dat alleen de gemeenten de beheerder van adresbestanden zijn. Alleen de gemeente bepaald een huisnummer of straatnaam en wordt in de officiële registers opgenomen.
Een bijdrage van Erik Kooistra.