Het hoofdgeldregister van 1622, de eerste volkstelling van Gouda

Het hoofdgeldregister van 1622, de eerste volkstelling van Gouda

7 januari 2024 0

Landelijke volkstellingen werden regelmatig gehouden in de 19e eeuw en gaven de overheid informatie over hoeveel belasting er geheven kon worden. De eerste volkstelling van 1795 in de Bataafse Tijd was bedoeld om te weten hoeveel personen er woonden in de nieuwe kiesdistricten voor de algemene verkiezing van de Nationale Vergadering, het eerste landelijke parlement.

Vóór 1795 werden er geen landelijke maar wel lokale of regionale tellingen gehouden, bijvoorbeeld in 1574 van de stad Leiden of in 1689 van het gewest Friesland. Dit waren altijd tellingen voor een belastingheffing in de vorm van een hoofdgeld, een belasting per hoofd van de bevolking of per persoon. Dan werden alle leden van een huishouden meegenomen in de telling, dus ook kinderen, dienstmeiden of inwonende knechten.

In 1622 werd in het gewest Holland een hoofdgeld geheven in alle dorpen en steden. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was een wapenstilstand afgesproken van 1609 tot 1621, het Twaalfjarig Bestand. Na het bestand werd de oorlog met Spanje hervat. Stadhouder Maurits van Oranje had veel geld nodig voor de opbouw van zijn leger, maar de kas van de Republiek was leeg. Daarom werd in 1622 besloten  om meer belasting te gaan heffen. Geen verhoging van de bestaande tarieven, maar een personele belasting of hoofdgeld in het gewest Holland, waarbij iedereen belast werd voor het bedrag van 1 gulden. Daarvoor was het nodig om door een telling erachter te komen hoeveel personen er in het gewest woonden. “Alle personen, soo rijck, arm, oudt als jongh” moesten geteld worden.

Voorbeeld van 1 huishouden uit het Hoofdgeldregister 1622 (meer scans hier)

Het gewest Holland was het grootste en rijkste gewest van de Republiek. Ongeveer zo groot als het huidige Noord- en Zuid-Holland samen. Daarnaast was het in de vroege 17e eeuw de meest verstedelijkte regio van Europa, dus relatief dicht bevolkt. Een heffing van hoofdgeld zou zeker wat opbrengen in dit gewest.

Maar was de telling wel betrouwbaar? Want als het om een belastingheffing gaat, dan zullen met name arme inwoners toch wel geprobeerd hebben om niet geteld te worden om zo de belasting te ontduiken. Het gewestelijk bestuur besloot om het hoofdgeld te heffen naar draagkracht, dus de allerarmsten en minder draagkrachtige gezinnen met veel kinderen waren vrijgesteld en hoefden de belasting niet te betalen. De telling werd door de lokale overheid goed georganiseerd en zorgvuldig uitgevoerd. Om meerdere redenen was het dus een heel betrouwbare telling.

De uitkomst van de telling werd vastgelegd  in een geschrift, de Summiere Staet van alle Hoofden in de Provincie van Hollandt. In het stuk werden de volgende cijfers genoteerd: het totaal aantal inwoners van het gewest Holland bedroeg 671.675 personen waarvan meer dan de helft, 377.000 in een stad woonde en 295.000 in de dorpen, de gehuchten en op de eilanden. De drie grootste steden waren Amsterdam met 105.000 inwoners, Leiden 45.000 inwoners en Haarlem bijna 40.000 inwoners. Voor de stad Gouda werden 2.998 huizen geteld en 14.627 hoofden, dus inwoners.

Ook in Gouda, na genoemde steden één van de grotere steden van het gewest Holland, werd hoofdgeld geheven en zorgvuldig genoteerd in het Hoofdgeldregister. De telling startte in het centrum van de stad (Wijdstraat, Oosthaven, Molenwerf, Noodgodstraat).

Momenteel wordt hard gewerkt aan het invoeren van de gegevens uit het Hoofdgeldregister. Dit wordt gedaan door twee vrijwilligers van de Gouda Tijdmachine. Zij zijn hier al een jaar mee bezig en op basis van hun invoerwerk komen we al heel wat te weten over de bewoners van Gouda in het jaar 1622.

Inmiddels is ruim de helft van de inwoners ingevoerd en op basis daarvan schatten we het inwoneraantal in dat jaar tegen  de 15.000, wat klopt met het aantal in de Summiere Staet. Volgens geschiedschrijvers woonden er in 1575 ongeveer 10.000 mensen in Gouda. De flinke bevolkingstoename in vijftig jaar tijd kwam voor een belangrijk deel door de komst van Vlaamse vluchtelingen naar Gouda. Zij waren op de vlucht voor de Spanjaarden die de macht hadden in Vlaanderen.

Welke gegevens kunnen we nog meer halen uit deze volkstelling? Het gemiddelde huishouden in Gouda was in die tijd 4 ½ personen groot. De meest voorkomende voornamen waren Jan en Cornelis bij de mannelijke en Marritgen en Neeltgen bij de vrouwelijke inwoners. Veel voorkomende achternamen waren Jans(z), Cornelis(z) en Pieters(z). In die tijd had je de voornaam van je vader als achternaam, dat werd een patroniem genoemd.

In het register staan soms ook beroepen vermeld van de hoofdbewoners, zoals schipper, bakker en smid. Bij de inwonende bewoners in een huishouden staat wel vaak het beroep vermeld, zoals dienstmaagd en huisknecht.

De Nieuwehaven, Westhaven en Roozendaal waren in die tijd straten met de meeste bewoners.

Zoals al aangegeven werden ook arme bewoners genoteerd (die werden vrijgesteld van belastingheffing). In Gouda was toentertijd ongeveer 16% van de bevolking (ruim 2 duizend mensen) arm. Deze mensen woonden aan de randen van de stad, vaak met meerdere huishoudens in één pand. In de straten Verlorenkost, Raam en Lemdulsteeg woonden veel armen.

In 2024 hopen we het invoerwerk van het hoofgeldregister af te ronden en zo een compleet beeld te krijgen van de inwoners van Gouda in 1622, digitaal doorzoekbaar op de website van het Streekarchief Midden-Holland en van de Gouda Tijdmachine.

Dit artikel door René Dikhoff en Marianne van der Veer verscheen (in iets aangepaste vorm) op 4 januari 2023 in het Kontakt / Goudse Post.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en het Google privacybeleid en servicevoorwaarden zijn van toepassing.