Archeologisch rapport Archis3 ID 2242860100

Dataset

Naam

nl Archeologisch rapport Archis3 ID 2242860100

Omschrijving

Aan de Speldenmakerssteeg zijn uiteindelijk 5 huizen opgegraven. Het kleinste huis heeft een
oppervlakte van 20,70 m2, het grootste huis heeft een oppervlakte van 31,35 m2. Alle huizen zijn
noord/zuid georiënteerd, afwijkend dus van de oost/west oriëntatie die op de historische kaart van
Blaue zichtbaar is. Er zijn ook geen diepere sporen van oost/west georiënteerde huizen aangetroffen.
Dat betekent dat de kaart van Blaue in dit geval niet juist is, en dat hij een standaardweergave heeft
gebruikt zonder te kijken naar de werkelijke percelering in de straat, want in 1649 stonden de huizen
echt al dwars op de straat. Het zou wel kunnen dat Blaue een oudere kaart gekopieerd heeft, van een
periode waarin de huizen in de straat inderdaad oost-west georiënteerd waren. In een later stadium, om
meer huizen in dezelfde straat te kunnen bouwen, zijn de nieuwe huizen haaks op de oude funderingen
gebouwd, Daarbij zou dan een deel van het achterterrein dat in oudere fases als stadstuin dienst deed,
overbouwd zijn. Mogelijk bevinden zich op grotere diepte dan dat er nu opgegraven is, dus nog
funderingen die oost-west georiënteerd zijn. Bij toekomstig onderzoek kan daar aandacht aan besteed
worden. Voor zover dat te achterhalen was, hebben de huizen min of meer dezelfde indeling gehad. In
alle gevallen is sprake van een voor- en een achterkamer, gescheiden door een muur. In vier van de vijf
huizen lijkt er sprake te zijn van een middenstuk, opgedeeld in twee kleine ruimtes, tussen de voor- en
achterkamer. Wat de functie van deze kleine ruimtes is geweest, kon niet worden achterhaald. Mogelijk
was één ruimte in gebruik als trapportaal, maar er zijn nergens aanwijzingen gevonden voor een trap
naar boven, dus zeker is dat niet. Huis 1 en 2 hebben een identieke indeling, en lijken daarmee op
hetzelfde moment gebouwd te zijn. Ook huis 3 en 4 zijn wat betreft de indeling identiek. De
tussenmuren liggen op dezelfde plaats, waardoor de voor- en achterkamer in beide huizen ook qua
omvang gelijk zijn. Bovendien is in beide huizen tegen de noordmuur een kelder aanwezig, ook weer
van gelijke omvang. De kelders zijn ten opzichte van elkaar wel gespiegeld; in huis 3 ligt de kelder tegen
de westmuur, in huis 4 juist tegen de oostmuur. Dit alles suggereert dat beide huizen gelijktijdig
gebouwd zijn, waarbij gebruik werd gemaakt van een standaard indeling per huis. Het spiegelen van
inrichting van de huizen, vooral zichtbaar bij huis 3 en 4 maar waarschijnlijk ook bij huis 1 en 2, is iets
wat ook tegenwoordig vaak voorkomt. De tegenwoordige reden hiervoor is dat de aan- en afvoer van
water en dergelijke gecombineerd kan worden tussen de huizen in, en dat er dus maar één leidingtracé
per twee huizen nodig is. In het geval van de Speldenmakerssteeg lijkt van een dergelijke praktische
overweging geen sprake geweest te zijn. De enige vondst die in deze richting zou kunnen wijzen, is de
goot in huis 2, maar die is juist niet tegen de gezamenlijke muur gelegen en komt dus niet overeen met
bovenstaande theorie. Ook de kelders in huis 3 en 4 zijn juist niet tegen elkaar gelegen, wat voor de
aanleg praktischer geweest zou zijn. Waarom er desondanks gekozen is voor een gespiegelde indeling, is
onduidelijk. Of de hele straat per 2 huizen is ingericht, kan niet vastgesteld worden, omdat het huis ten
oosten van huis 5 niet onderzocht kon worden. Mogelijk is het dus gewoon toevallig dat huis 1 en 2 en
huis 3 en 4 gelijktijdig of in elk geval per twee gebouwd zijn en zet dit systeem zich niet elders in de
straat of in de stad voort. Dat is iets wat bij andere opgravingen in Gouda onderzocht kan worden. Op
basis van het aardewerk kan voor de afzonderlijke vondstcomplexen vooralsnog slechts een ruime
datering in de periode van 1600 tot 1800 worden aangehouden. De nadruk ligt daarbij wel op de 18de
eeuw, alleen de diepste niveaus zijn vermoedelijk 17de eeuws. Met betrekking tot de afzonderlijke
vondstcomplexen zelf, kan worden opgemerkt dat geen daarvan zogenoemde ‘gesloten’ contexten
betreft. In alle gevallen gaat het om vlakvondsten die in diverse ruimtes van totaal vijf verschillende
huizen zijn aangetroffen. Ongeveer de helft van de onderscheidde vondstnummers is daarbij te
verbinden aan een bepaald spoor. De sporen zelf bestaan vrijwel allemaal uit muur-, vloer-, en
haardplaatsresten. De ceramiekverzameling omvat vooral gebruiksaardewerk, enkele industriële
vormen (smeltkroezen) en miniatuurtjes (industrieel wit, roodbakkend aardewerk en porselein). Het
vormenrepertoire van het gebruiksaardewerk varieert van borden, koppen en kannen, tot grapen,
bakpannen en testen. Daarnaast komen ook enkele uitzonderlijke vondsten, zoals een strijkbout, voor.
Zowel qua aangetroffen baksels en de verhoudingen daartussen, evenals de aanwezige vormen, past het
aardewerk goed in het algemene beeld dat bekend is van de aardewerkconsumptie in de Nieuwe Tijd.
Vermeldenswaardig is het relatief grote aantal importen uit Duitsland, o.a. in de vorm van

Nederrijnse borden en Frankfurter waar. De aanwezigheid, evenals de omvang van dit materiaal past
echter eveneens in het algemene beeld. Vooral aan het eind van de 18de eeuw wist dit Duitse materiaal
een groot deel van de markt te veroveren. De algemene indruk van het aardewerk is dat het een redelijk
doorsnee vondstcomplex betreft, zoals dat ook verwacht kan worden in een straat in die periode. Het
betreft geen extreem rijk aardewerk maar in de meeste gevallen ook geen extreem arm aardewerk. Dat
weerspiegelt ook de bewoners in die tijd, die niet heel rijk zullen zijn geweest. De echt arme periode,
ontstaan na het instorten van de bierindustrie, van na 1600 was inmiddels voorbij(in die periode stond
de naam Gouwenaar gelijk aan bedelaar). Maar lang niet overal was de welvaart al weer opgekrabbeld.
Een mix van sobere en rijkere vondsten was dus volgens verwachting. Opvallend is wel dat deze
vondsten, gecombineerd met de sporen, er op wijzen dat zowel rijkere als armere mensen gelijktijdig in
dezelfde straat woonden.
Beantwoording onderzoeksvragen
Op basis van de opgravingresultaten kunnen de vooraf gestelde onderzoeksvragen worden beantwoord.
• kunnen kleiafzettingen in de bodem in verband gebracht worden met een oude
Gouweloop?
In de boringen zijn geen sporen van een kleiafzetting aangetroffen. Er is dus geen nieuwe informatie
over de ligging van de oude Gouweloop verzameld, behalve dan de informatie dat de oude loop niet
onder dit deel van de Speldenmakerssteeg ligt.
• Hoe heeft de bebouwing langs deze steeg zich in de loop der tijd ontwikkeld?
Op basis van de historische kaart lijkt de bewoning zich ontwikkeld te hebben van enkele woningen
langs de straat naar meerdere woningen haaks op de straat. Deze 15e/16e -eeuwse ontwikkeling is
tijdens de opgravingen echter niet aan het ligt gekomen, de sporen bevinden zich nog op een grotere
diepte. De oudst opgegraven periode is begin 17e -eeuws. In die periode is huis 5 uitgebreid,
waarschijnlijk door de osendrop, die niet meer nodig was, te overbouwen. Dat de osendrop werd
overbouwd ter vergroting van huis 5, en niet van huis 4, dat ook aan de osendrop grensde, kan heel
goed te maken hebben gehad met de sociale status van de bewoners van huis 5 op dat moment. Dat die
wat geld te besteden hadden blijkt wel uit de rijk versierde haardplaats die direct na de uitbreiding werd
aangelegd. Misschien konden zij een verbouwing wel betalen, waar de bewoners van huis 4 dat op dat
moment niet konden of wilden. Verder zijn er sporen aangetroffen van interne verbouwingen, die niet
goed te dateren zijn. In alle gevallen gaat het om beperkte ingrepen, die vooral te maken zullen hebben
gehad met het anders willen indelen van de woning. De aanleiding voor die herindeling zou gezocht
kunnen worden in een functieverandering van het pand, bijvoorbeeld de vestiging van een andere
ambachtelijke werkplaats, maar echte aanwijzingen daarvoor zijn niet aangetroffen.

• Valt er iets te zeggen over de bewoners van de Speldenmakerssteeg?
Op basis van de opgravingsresultaten kan in elk geval gesteld worden dat er in een bepaalde periode
een duidelijk verschil was in de sociale status van de bewoners. Meest opvallend daarbij zijn de
bewoners van huis 2, die relatief arm geweest zullen zijn, en aan de andere kant de bewoners van huis
5, die duidelijk meer te besteden hebben gehad. Op basis van de datering van de betreffende huizen is
de kans groot dat beide families er op hetzelfde moment woonden. De Speldenmakerssteeg had dus in
die tijd een gevarieerde bewoning van zowel de wat rijkere als de wat minder bedeelde Gouwenaars. De
knikkers wijzen op de aanwezigheid van kinderen, net als de miniatuurbeestjes en het
miniatuuraardewerk als kinderspeelgoed gezien zou kunnen worden. Het zou echter ook om een
verzameling van een volwassene kunnen gaan.
• Zijn er sporen bewaard gebleven van speldenmakers en andere ambachtslieden, die
zich in de loop der tijd aan de steeg hebben gevestigd?
Vooraf was al uit het bureauonderzoek gebleken dat er slechts één bekende speldenmaker in de
Speldenmakerssteeg heeft gewoond: Joest Heynricx. Of hij daar ook zijn bedrijf had, was echter nog

maar zeer de vraag. Een antwoord hierop kan helaas nog niet gegeven worden. Weliswaar zijn er tijdens
de opgraving geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een speldenmakersbedrijf op de
locatie, maar uiteindelijk is slechts een klein deel van de Speldenmakerssteeg onderzocht. Het kan dus
nog steeds zo zijn dat elders aan de Speldenmakerssteeg een speldenmakersbedrijf gevestigd was.Er zijn
slechts een paar aanwijzingen gevonden voor andere ambachtelijke activiteiten aan de
Speldenmakerssteeg. Een enkele smeltkroes en een paar spinklosjes wijzen erop dat er misschien wel
werkplaatsen waren aan in de straat. Huis 2 en mogelijk huis 1 komen dan het meest in aanmerking,
maar er zijn geen daadwerkelijke sporen gevonden van (kleinbasisrappschalige) ambachtelijke of
industriële activiteiten. Echt aangetoond is de ambachtelijke activiteit dus niet. Dat kan ook nog
betekenen dat deze activiteiten, als ze plaatsvonden, gesitueerd waren op het achterterrein van de
huizen en niet in de woningen zelf. De vondsten die verband houden met mogelijke industriële
activiteiten zijn ook overwegend aan de achterzijde van het huis gedaan. De achterterreinen zelf zijn
niet opgegraven, dus het kan niet uitgesloten worden dat er wel gefabriceerd werd aan de
Speldenmakerssteeg, maar dat die sporen nog niet opgegraven zijn.
Aanbevelingen
Al met al heeft het onderzoek veel informatie opgeleverd over de huizenbouw in Gouda en over de
activiteiten die zich hier in de 17e en 18e eeuw afspeelden. De diepere archeologische lagen zijn nog
steeds in de bodem aanwezig, de verstoring door de nieuwbouw is op dat niveau beperkt tot heipalen.
In de toekomst zijn er dus zeker mogelijkheden om de kennis van deze locatie nog te vergroten. Daarbij
kan aandacht geschonken worden aan de vragen die uit dit rapport voortkomen:
• Is er elders in de straat ook sprake van het twee-aan-twee bouwen van huizen?
• Zo ja: is de indeling gespiegeld? Zijn daar (praktische) redenen voor aan te wijzen?
• Zijn op een dieper niveau de oost-west georiënteerde funderingen nog aanwezig, van de huizen zoals
die op de historische kaart van Blaue staan?
• Waartoe dienden de verschillende ruimtes in de huizen, en dan in het bijzonder de kleine ruimtes in het
centrale deel van het huis? Zijn er aanwijzingen voor een trap?
• Zijn er aanwijzingen voor industriële activiteiten op de terreinen achter de huizen?
• Is er elders in de straat een speldenmaker gevestigd, waaraan de straat haar naam heeft ontleend?
Beleidstechnisch kan het terrein archeologisch gezien worden vrijgegeven tot op een diepte van 1,5
meter, daaronder blijft ook in de toekomst onderzoek noodzakelijk.

pagina 3

Datum publicatie

2008

Heeft topologische relatie

Speldenmakerssteeg 23-31

Geometrie

Steekwoorden

AO
Historische kaarten

Identifier

gis-gouda-nl/V_ARCH_ONDERZOEK.51

Uitgever