Archeologische rapporten Gouda

Collectie

Objecten

Geavanceerd zoeken
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2035695100

    De komende jaren wordt op de locatie van de voormalige Brandweerkazerne in de gemeente Gouda een<br>appartementencomplex ontwikkeld. Het terrein is gelegen in de Goudse binnenstad en heeft een hoge<br>archeologische waarde. Met name voor het noordoostelijke deel van de Brandweerlocatie, dat grenst aan<br>de Nieuwehaven, gold een hoge archeologische verwachting. Hier zouden zich de resten van de 15eeeuwse Clarissenkapel kunnen bevinden. Delftsche Schie projectregisseurs zag hier mogelijkheden om,<br>indien daadwerkelijk aanwezig, de resten van deze kapel te incorporeren in de nieuwbouw. Dit initiatief<br>gold als directe aanleiding tot het uitgevoerde inventariserend veldonderzoek door middel van een<br>proefsleuf, dat in dit rapport centraal staat.<br>Het onderzoek heeft de aanwezigheid van archeologische waarden op de onderzoekslocatie bevestigd,<br>echter niet de aanwezigheid van de Clarissenkapel. Alhoewel diverse sporen van antropogene aard zijn<br>aangetroffen wordt het trekken van conclusies bemoeilijkt door de beperkte omvang van de proefsleuf.<br>De verschijnselen die werden aangetroffen betroffen 17e-eeuws muurwerk, een 18e-eeuws straatje en<br>17e- en 18e-eeuwse ophogingslagen welke een goed beeld gaven van de stratigrafie van het terrein<br>(afbeelding 4) . In het onderstaande zullen deze verschijnselen afzonderlijk beschreven worden.<br>Aanvullend Archeologisch onderzoek op de Brandweerlocatie heeft aangetoond dat deze locatie, geheel<br>volgens de verwachting, een hoge archeologische waarde heeft. Het onderzoek heeft nieuwe inzichten<br>verschaft in de ligging van de Clarissenkapel. Deze blijkt niet op het onderzochte terrein gelegen te<br>hebben, maar hoogstwaarschijnlijk meer ten oosten of zuidoosten hiervan. Dit is in overeenstemming met<br>de ligging van de kapel op de stadsplattegronden van Van Deventer (1560) en Braun en Hogenberg<br>(1588). De afwezigheid van de kapel blijkt niet alleen uit het ontbreken van 15e-eeuwse muurresten in de<br>werkput, maar eveneens doordat de oudste van de aangetroffen ophogingslagen dateren van omstreeks<br>1650, toen de muren van de kapel nog overeind stonden. Bovendien bevatten zowel de ophogingslagen<br>als de puindeposities geen bakstenen die ouder zijn dan 17e-eeuws. Voor de 17e- en 18e-eeuwse<br>bewoningsgeschiedenis van het terrein , alsmede de studie van de materiële cultuur, zijn de aangetroffen<br>ophogingslagen van grote archeologische waarde.<br>Het aanvullend archeologisch onderzoek op de Brandweerlocatie heeft de vraag in hoeverre deze locatie<br>een hoge archeologische waarde heeft positief beantwoord De aard van het aanvullend archeologisch<br>onderzoek, waarbij slechts een kleine proefsleuf gegraven is, maakt een verregaande interpretatie van de<br>sporen niet mogelijk, maar biedt de mogelijkheid om gerichte vragen te formuleren voor<br>vervolgonderzoek. Een definitief archeologisch onderzoek (DAO) op deze archeologisch waardevolle<br>locatie is dan ook zeer wenselijk.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2035768100

    Naar aanleiding van de voorgenomen woningbouw en kantoorontwikkeling in het plangebied ‘Vlek D’<br>te Gouda zijn door ArcheoMedia BV, in opdracht van de gemeente Gouda, een bureauonderzoek en<br>een verkennend archeologisch onderzoek verricht.<br>Uit het onderzoek is gebleken dat:<br>- het noordelijke deel van de onderzoekslocatie op de Archeologische Basiskaart van de<br>gemeente Gouda deel uitmaakt van een gebied met een middelhoge archeologische<br>verwachtingswaarde;<br>- de polder Willens, waarbinnen de onderzoekslocatie is gelegen, één van de oudste<br>ontginningen in de omgeving van Gouda is. De ontginning van het veen heeft hier vermoedelijk<br>vóór het jaar 1100 plaatsgevonden; - de bodem van de locatie tot een diepte van ten minste 3 meter bestaat uit (bos/broek)veen.<br>De bovenste 30 cm tot 1 meter hiervan is kleiig en bevat plaatselijk (recente) sporen van<br>baksteen, aardewerk en bot;<br>- in de boringen geen archeologische vondsten zijn aangetroffen die eerder te dateren zijn dan<br>in de 18e / 19e eeuw;<br>- zich binnen het onderzoeksterrein één interessante locatie bevindt die archeologische resten<br>bevat. Het betreft Gouds stadsafval van eind 19e , begin 20e eeuw.<br>Op grond van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat:<br>- de middelhoge archeologische verwachtingswaarde op de Archeologische Basiskaart niet<br>bevestigd is; er zijn geen sporen aangetroffen van bewoning uit de ontginningsperiode;<br>- op basis van kaartmateriaal een goede reconstructie is te maken van het oudste<br>verkavelingspatroon van de polder;<br>omstreeks het jaar 1910 een veenput gedempt is met stadsafval van de stad Gouda,<br>waaronder zich in ieder geval productie-afval van de Goudse pijpmakers Van der Want en<br>Goedewagen bevindt.<br>Conclusie<br>In de boringen zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een laatmiddeleeuwse<br>boerderij binnen het onderzoeksgebied. De vondst van één fragment kogelpot aardewerk aan het<br>oppervlak is de enige aanwijzing voor mogelijk gebruik van de omgeving in de ontginningsperiode. Met<br>name op grond van de eerder gedane vondsten ten oosten van de onderzoekslocatie (ADG projectnr.<br>9204), kan worden geconcludeerd dat de onderzoekslocatie wellicht deel uitmaakt van een oud<br>ontginningslint, maar dat binnen de huidige locatie geen ontginningsboerderij heeft gelegen. Uit latere<br>perioden is een vindplaats aangetroffen, die wordt gedateerd aan het eind van de 19e - begin 20e<br>eeuw. Op grond van historische informatie en datering van het vondstmateriaal kan worden<br>geconcludeerd dat hier omstreeks 1910 een veenplas is gedempt met stadsafval uit Gouda. Hiertussen<br>bevindt zich in ieder geval productie-afval van de Goudse pijpmakers Van der Want en Goedewaagen.<br>Aanbeveling<br>In overleg met de gemeentelijk archeoloog, dhr. drs. M. Groenendijk, is op grond van de voorlopige<br>resultaten van het booronderzoek besloten de met stadsafval gedempte veenplas nader te laten<br>onderzoeken door de Archeologische Vereniging Golda. Daar de werkzaamheden ten behoeve van de<br>bouw snel zullen plaatsvinden, is dit al gebeurd tijdens de voorliggende rapportage van het<br>booronderzoek. Voor de resultaten van dat onderzoek wordt verwezen naar het Archeologisch Depot<br>Gouda, projectnr. 0304. Eventuele nadere graafwerkzaamheden ten behoeve van het bouwrijp maken<br>van het terrein kunnen ook door Golda, in samenwerking met de gemeentelijk archeoloog worden<br>begeleid
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2040562100

    Deze tekst is afkomstig uit de publicatie behorend bij zaakid.nr. 2124884100, : ArcheoMediarapport<br>A06-252-I<br>Verkennend archeologisch onderzoek Nieuwe Gouwe Oostzijde/Van Strijenstraat te Gouda.<br>Bureauonderzoek en grondboringen op de locatie De Drie Notenboomen/Vergeer/GMF, door M. van<br>Dasselaar, 2006, p. 8:<br>“In 2003 is door de gemeente Gouda een deel van de nieuwbouwlocatie archeologisch onderzocht<br>(zie bijlage 1:detailtekening met de opgraving van de gemeente Gouda in 2003 en de boorpuntenkaart<br>uit 2006).1 Naast de resterende delen van wasserij De Drie Notenboomen zijn voornamelijk, houten<br>structuren (bakken, goten) aangetroffen. Funderingsresten zijn weinig aangetroffen; vermoedelijk zijn<br>deze bij de sloop grotendeels verwijderd. Niet uitgesloten kan worden dat op een dieper niveau nog<br>meer resten van de 17e-eeuwse blekerij aanwezig zijn. Vermeldenswaardig is een opgegraven<br>slootvulling, uit circa de 15e eeuw, waarin pottenbakkersafval is aangetroffen.2 Vanwege problemen<br>met het grondwater is dit deel nog niet tot op volledige diepte onderzocht”.<br><br>1 Groenendijk 2004, basisrapportage is in voorbereiding.<br>2 Het betreft misbaksels van met name bakpannen van roodbakkend aardewerk (circa 15e eeuw).<br><br>Pers.mededeling M. Groenendijk(Gemeente Gouda), J. van Dam (Archeologische Vereniging Gouda).
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2044491100

    Naar aanleiding van de voorgenomen vervanging van de huidige kademuur langs een deel van de<br>Houtmansgracht te Gouda, zijn door ArcheoMedia BV, in opdracht van de gemeente Gouda, een<br>Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek, te weten een waarderend booronderzoek,<br>uitgevoerd.<br>Uit het onderzoek is gebleken dat:<br>- de Blekerssingel, waarlangs de straat ‘Houtmansgracht’ loopt, deel uitmaakte van de<br>verdedigingswerken rondom de middeleeuwse stad Gouda. Langs de gracht, die dateert uit het midden<br>van de 14e eeuw, liep de stadsmuur, waarin binnen de onderzoekslocatie twee muurtorens opgenomen<br>waren;<br>- met behulp van de kadastrale projectie slechts de globale ligging van de muur en muurtorens te<br>bepalen is, omdat geen gedetailleerde (kadastrale) afbeelding van de muur bestaat. Van de twee<br>muurtorens met behulp van de kadastrale projectie wel de globale ligging bepaald is, maar onbekend is<br>hoe ver ze uitsteken richting de gracht. Mogelijk zouden ze bij het slaan van de damwand geraakt<br>kunnen worden;<br>- het booronderzoek er op lijkt te wijzen dat in het grootste deel van het tracé de stadsmuur op een<br>afstand van 2 tot 2,5 m uit de huidige kademuur ligt (hier stuitte de boor). Bij het uitgraven van het<br>werktracé kunnen dus resten van de muur worden aangetroffen;<br>- bij de Tiendewegspoort de stadsmuur wellicht onder de huidige kademuur ligt. Het historisch<br>onderzoek (kadastrale projectie) en het booronderzoek geven hier geen eenduidig beeld.<br>Op grond van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd:<br>- eventuele resten van de stadsmuur en muurtorens die in het werktracé worden aangetroffen, dienen<br>behouden te blijven en te worden gedocumenteerd. Hiertoe is archeologische begeleiding van de<br>graafwerkzaamheden afdoende;<br>- bij het uitgraven van het werktracé worden vermoedelijk 17e tot 19e –-eeuwse afvallagen<br>aangetroffen;<br>- om te voorkomen dat de muurtorens door het slaan van de damwand worden beschadigd, dient<br>vooraf de exacte positie te worden bepaald. Door het graven van een tweetal proefsleuven, voordat de<br>damwand wordt geslagen, kan worden bepaald of de torens doorlopen onder de huidige kademuur en<br>of daar bij het slaan van de damwand rekening mee dient te worden gehouden.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2044937100

    Naar aanleiding van de aanleg van de wijk Westergouwe te Gouda en Moordrecht heeft ArcheoMedia<br>BV, in opdracht van gemeente Gouda een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek<br>(karterend booronderzoek) verricht in twee deelgebieden binnen de nieuw aan te leggen wijk.<br>Uit het onderzoek is gebleken dat:<br>- de onderzoekslocatie op de Archeologische Basiskaart Gouda aangeduid staat als een gebied met een<br>middelhoge (deelgebied Benschop-stroomgordel) tot hoge archeologische verwachting (deelgebied<br>voormalige Moordrechtse Tiendeweg);<br>- de bewoningsgeschiedenis van Westergouwe op grond van de ontginningsgeschiedenis van de<br>omgeving in ieder geval teruggaat tot de 11e of 12e eeuw;<br>- door turfwinning een groot deel van de middeleeuwse en oudere sporen is verdwenen;<br>- de bebouwing langs de Moordrechtse Tiendeweg van de 17e tot 19e eeuw op oude kaarten is<br>vastgelegd; met name de kadastrale kaart van omstreeks 1825 geeft een zeer gedetailleerd beeld.<br>Op grond van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat:<br>- de middelhoge verwachting voor prehistorische vondsten op de Benschopstroomgordel vermoedelijk<br>is waargemaakt. Er zijn 3 vindplaatsen aangetroffen; twee grote en één kleine houtskoolconcentratie;<br>- ook de hoge verwachting voor laatmiddeleeuwse vondsten langs de voormalige Moordrechtse<br>Tiendeweg bevestigd kan worden; archeologische resten van de voormalige Moordrechtse Tiendeweg<br>zelf en de bebouwing erlangs zijn bewaard gebleven in de bodem van Westergouwe;<br>- de geprojecteerde bebouwing van ca. 1825 goed correspondeert met de jongste aangetroffen<br>archeologische resten; vermoedelijk zijn delen van funderingen of vloeren van deze boerderijen<br>bewaard gebleven;<br>- langs de voormalige Moordrechtse Tiendeweg twee concentraties van 10e- tot 13e-eeuws<br>vondstmateriaal zijn aangetroffen, die mogelijk wijzen op de ligging van twee middeleeuwse<br>vindplaatsen langs de Moordrechtse Tiendeweg;<br>- nader booronderzoek dient plaats te vinden om tot een waardering van de aangetroffen vindplaatsen<br>te komen;<br>- ook in delen van het nog niet onderzochte gedeelte van Westergouwe gericht archeologisch<br>veldonderzoek dient plaats te vinden.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2046702100

    Onderzoekskader<br>De onderzoekslocatie is gelegen in de polder ‘het land van Thuyl’, ten westen van Gouda, tussen de<br>Waddinxveense wetering en de Gouwe. De locatie beslaat in totaal een oppervlak van ongeveer vier<br>hectare. Het gehele onderzoeksgebied valt binnen de gemeente Gouda. Op de Archeologische<br>Basiskaart Gouda (ABK) maakt het gebied onderdeel uit van een locatie met middelhoge archeologische<br>verwachting (ABK locatie 19), wat inhoud dat er voorafgaand aan de werkzaamheden archeologisch<br>onderzoek dient plaats te vinden. Op de genoemde locatie ontwikkelt VOF Elzenhof een complex met<br>recreatiewoningen. De bouw van deze woningen en de aanleg van een bij het complex behorende vijver<br>verstoren, afhankelijk van de diepte van de ingrepen, potentieel aanwezige archeologische complexen<br>Conclusies<br>De onderzoekslocatie, gelegen binnen de polder ‘het land van Thuyl’, behoort tot de ontginning van een<br>gebied aan beide zijden van de Gouwe, dat voor het eerst genoemd wordt in een oorkonde uit 1139.<br>Voor de betreffende polder ontbreken tot nu toe archeologische gegevens. Wel is in 1996 een 12eeeuwse boerderij opgegraven in de<br>polder Broekhuizen, ten zuiden van de onderzoekslocatie. Bij het uitgevoerde inventariserend<br>veldonderzoek is geen materiaal aangetroffen dat van vóór de 17e eeuw dateert. Slechts enkele<br>houtskoolfragmenten, aangetroffen in boring 003, zouden een mogelijke aanwijzing voor oudere<br>bewoning kunnen vormen. Interessant is de kleine kleirug die is aangeboord op het weilandje ten<br>noorden van het voormalige campingterrein. Vermoedelijk is deze kleirug een overblijfsel van een<br>zijstroom van de Gouwe.<br>Aanbevelingen<br>Bij de sloop van boerderij ‘Stoofkade 9’ adviseren wij archeologisch en bouwhistorisch onderzoek uit te<br>voeren. Vermoedelijk zijn onder de huidige boerderij resten aanwezig van een 17e-eeuwse (of oudere)<br>voorganger. Uit het historisch onderzoek blijkt, dat op deze plaats vóór het begin van de 17e eeuw<br>wellicht een molen heeft gestaan. Verder adviseren wij Archeologische Begeleiding bij drie delen van<br>het uitgraven van de waterpartij (zie bijlage 6, nummer 1 t/m 3). Dit houdt in dat bij het uitgraven van<br>de waterpartij op drie plaatsen wordt meegekeken door archeologen.<br>1: door het kleiruggetje tussen boring 018 en boring 019;<br>2: mogelijk 17e-/18e -eeuwse stortplaats rondom boring 007 en<br>3: ter plaatse van boring 003, met (weinig) houtskool in de top van het veen.<br>Uitgangspunt hierbij is dat de werkzaamheden geen vertraging ondervinden, door archeologen de tijd te<br>geven op een aantal locaties waarnemingen te verrichten (naar schatting 3x1 dag), terwijl elders<br>doorgewerkt kan worden aan het graven van de waterpartij.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2047359100

    In opdracht van de gemeente Gouda heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een<br>archeologische opgraving uitgevoerd bij de St. Janskerk te Gouda. De aanleiding van het onderzoek is<br>het voornemen tot het plaatsen van een urinoir tegen de noordmuur van de St. Jan. Hierbij wordt de<br>bodem tot ca. 1 meter diepte verstoord. Het gebied rond de St. Jan staat op de Archeologische<br>Basiskaart van Gouda aangegeven als een hoogwaardige locatie met een bijzondere waarde. Op de<br>Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) staat het deel rond de St. Jan aangegeven als<br>gebied met zeer grote kans op archeologische sporen. Het was dan ook noodzakelijk om voorafgaande<br>de plaatsing van het urinoir een archeologisch onderzoek te laten plaatsvinden.<br>Wanneer de eerste kerk op de plek waar nu de St. Jan staat is gebouwd, is onduidelijk. Van de<br>vermoedelijk oudste parochiekerk op deze plek zijn geen schriftelijke bronnen bewaard gebleven, maar<br>aangenomen mag worden dat deze in het begin van de 13e eeuw is gebouwd. Bij een grote stadsbrand<br>in 1361 ging deze kerk verloren. De hierna gebouwde kerk brandde tijdens de volgende grote<br>stadsbrand, in 1438, ook af. Het huidige gebouw van de St. Jan heeft hierna langzaam maar zeker zijn<br>vorm gekregen. Uit schriftelijke bronnen is bekend dat er rondom de kerk begravingen hebben<br>plaatsgevonden. Mogelijk hebben er kleine gebouwtjes tegen de kerk gestaan. Hier is echter niets van<br>bekend, aangezien de noordkant van de St. Jan niet goed zichtbaar is op historische kaarten.<br>De aangelegde werkput was ca. 8 m lang en 2 m breed (afb. 1.3). De bovengrond is met de graafmachine<br>voorzichtig verwijderd.<br>Gezien de geringe omvang van het archeologische onderzoek ter plaatse, blijven de resultaten enigszins<br>beperkt. Het korte onderzoek aan de noordkant van de St. Jan te Gouda heeft de volgende resultaten<br>opgeleverd. Tijdens de graafwerkzaamheden zijn in totaal negen skeletten aangetroffen, al dan niet<br>verstoord door latere graafactiviteiten. Het gaat om zeven volwassenen en twee kindbegravingen.<br>Naast de negen skeletten is er botmateriaal aangetroffen van minimaal 51 individuen. Het losse<br>botmateriaal is vermoedelijk ontstaan door verstoringen van de grond voor hernieuwde begravingen.<br>Een einddatum voor de begravingen, door een datering van het bovenste graf, is helaas niet met veel<br>zekerheid te bepalen. De 14C-datering van het bovenste graf is, als gevolg van een plateau in de 14Ccurve, erg ruim. Gekalibreerd kan de datering tussen 1437–1617 n. Chr. liggen. De datering kan<br>aangescherpt worden door een nader onderzoek naar het gevonden aardewerk en ander<br>vondstmateriaal. Na overleg met dhr. M. Groenendijk is besloten dat dit onderzoek door de<br>gemeentelijk archeoloog wordt uitgevoerd. Opvallend is het ontbreken van funderingen van mogelijke<br>bijgebouwtjes rondom de kerk. In de werkput is hiervan geen enkel spoor aangetroffen
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2048882100

    In juni 2004 zijn door Archeomedia BV. archeologische resten onderzocht, welke tijdens<br>restauratiewerkzaamheden aan de Jeruzalemkapel te Gouda aan het licht waren gekomen. De<br>onderzoekslocatie is gelegen in het centrum van Gouda, direct oosten van de St. Janskerk. Blijkens<br>eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek werd de betreffende locatie reeds vroeg in de Goudse<br>stadsgeschiedenis bewoond. In de 15e en 16e eeuw werden vervolgens een kloostercomplex en een<br>Jeruzalemkapel op deze plek gebouwd. In de 18e eeuw werd het rechthoekige noordelijk deel van de<br>Jeruzalemkapel vervangen door een woonhuis. Dit woonhuis strekte zich ook ten oosten van de kapel,<br>dus ter plaatse van de onderzoekslocatie, uit.<br>Tijdens het onderzoek werd een kleine kelder vrij gegraven, waarbij in totaal zes sporen werden<br>gedefinieerd. Uit een projectie van de aangetroffen sporen blijkt dat de kelder en bovenliggende<br>binnenmuur (spoor 5) onderdeel hebben gevormd van het bovengenoemde 18e-eeuwse woonhuis.<br>Waarschijnlijk werd deze kelder gebruikt als voorraad- of beerkelder. In de keldervulling, bestaande uit<br>puin en ijzerslakken, zijn verschillende fragmenten aardewerk en kleipijp aangetroffen, die de<br>buitengebruikstelling van de structuur in de tweede helft van de 19e of begin van de 20e eeuw plaatsen.<br>Verder werd een muur aangetroffen die, gezien de oversnijding door de kelder, vóór de 18e eeuw<br>gedateerd kan worden. Tot welke structuur deze muur heeft behoord blijft echter onduidelijk. Mogelijk<br>kan gedacht worden aan de kloostergang of het huis dat de Jeruzalemkapel vooraf ging.<br>Na het onderzoek is in overleg met de gemeentelijk archeoloog besloten het keldertje niet<br>zichtbaar te maken in de betreffende ruimte. Het keldergewelf is deels verwijderd ten behoeve<br>van de aanleg van een betonvloer.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2049749100

    Samenva ng<br>Er wordt op dit moment gewerkt aan plannen voor het aanleggen van een nieuwe randweg aan de<br>zuidwestzijde van Gouda, de Zuidwestelijke Randweg (ZWR). De geplande weg loopt door de polders<br>‘Middelblok’ en ‘Veerstalblok’, gedeeltelijk binnen de gemeente Gouda en gedeeltelijk binnen<br>Gouderak (gemeente Ouderkerk). Voor dit plan is een Milieu Effect Rapportage vereist. Uitgangspunt<br>is dat het plangebied in het kader van de MER archeologisch geïnventariseerd wordt. Dit archeologische<br>onderzoek bestaat enerzijds uit Bureauonderzoek en anderzijds uit Inventariserend Veldonderzoek<br>(IVO), door middel van grondboringen. Het Bureauonderzoek inventariseert de bekende historische en<br>archeologische gegevens en verwach ngen voor het gehele gebied ten zuiden van de IJssel, waar de<br>weg door heen komt te liggen. Daar er een aantal tracévarianten bestaat, is er voor gekozen om deze<br>mogelijke tracés te onderzoeken door middel van een karterend booronderzoek, om mede op basis<br>van deze archeologische onderzoeksresultaten een voorkeurstracé te kunnen bepalen. In een later<br>stadium kan bekeken worden op welke plaatsen daadwerkelijk bodemverstorende werkzaamheden<br>verricht worden en welke aanvullende archeologische onderzoeken eventueel noodzakelijk zijn.<br>Hiertoe hee de Projectgroep ZWR opdracht verleend aan ArcheoMedia BV voor het uitvoeren van een<br>Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (tezamen een ‘verkennend archeologisch<br>onderzoek’). In opdracht van het bevoegd gezag is ten behoeve van het verkennend archeologisch<br>onderzoek een Programma van Eisen (PvE) opgesteld door drs W.K. Vos, Hazenberg Archeologie BV (zie<br>bijlage 6). Binnen de gemeente Gouda is het bevoegd gezag voor archeologie de gemeente zelf, in deze<br>de gemeentelijk archeoloog. In Gouderak is het bevoegd gezag de provincie Zuid-Holland, in deze de<br>provinciaal archeoloog. Het Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek zijn uitgevoerd in juli<br>2004.<br>Conclusie<br>Uit het Bureauonderzoek blijkt dat de oevers van de Hollandsche IJssel mogelijk reeds vanaf de<br>Romeinse Tijd bewoond zijn geweest. Zeker is dat vanaf de 11e of 12e eeuw, toen de Krimpenerwaard<br>ontgonnen werd, de middeleeuwse bewoning van het gebied vlak achter de Gouderaksedijk<br>geconcentreerd was. Van de Romeinse periode zijn nog geen vondsten bekend. Wel is langs het Goudse<br>deel van de Gouderaksedijk in het afgelopen jaar een aantal middeleeuwse vindplaatsen bekend<br>geworden. Uit bestudering van de kaart van Van Deventer blijkt, dat de bebouwing langs de<br>Gouderaksedijk in de 16e eeuw al dicht naast elkaar gelegen was. Vermoedelijk zijn enkele van deze<br>boerderijen directe opvolgers van de vroegste ontginningsboerderijen. Op de kadastrale kaart van 1832<br>is deze middeleeuwse structuur nog zeer goed herkenbaar.<br>Het Bureauonderzoek onderscheidt een aantal structuren met een hoge archeologische waarde of<br>verwach ng; achtereenvolgens zijn het:<br>· de kleiruggetjes, die zijn afgezet vanuit de IJssel<br>· de bebouwde strook langs de Gouderaksedijk. Een aantal elementen hieruit zijn:<br>- de laatmiddeleeuwse vindplaats Gouderaksedijk 131<br>- de voormalige herenboerderij IJsseloord<br>- de overige van oorsprong middeleeuwse boerderijen langs de IJssel<br>- de Veerstalblokboezem · het dijklichaam van de IJsseldijk<br>In het Inventariserend Veldonderzoek zijn drie nieuwe mogelijke vindplaatsen bekend geworden. De<br>eerste betre een mogelijk laatmiddeleeuwse vindplaats, te weten de houtskoolconcentra e rondom<br>boring 019. De tweede vindplaats betre een laag met baksteenpuin en houtskool (boring 059) op een<br>loca e waar door Van Deventer een boerderij wordt getekend. De derde vindplaats betre de loca e<br>van een steenbakkerij (daterend uit de Nieuwe Tijd). Op een aantal percelen mocht nog niet geboord<br><br> worden, of kon er in verband met de ligging van kabels en leidingen niet geboord worden. Over deze<br>loca es is nog geen informa e bekend.<br>Aanbeveling<br>Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan een aantal aandachtspunten worden aangewezen,<br>ona ankelijk van de defini eve tracékeuze. In alle tracévarianten wordt de kleirug ten zuiden van de<br>rioolwaterzuivering doorsneden. Hoewel hier nu met een tweetal boringen geen archeologische<br>indicatoren zijn aangetroffen (boring 065 en 066), hee het gebiedje rondom deze kleirug nog een<br>redelijk hoge archeologische verwach ngswaarde, evenals de kleirug ten westen van het oude<br>Beijersche Wegje. Het defini eve tracé dient hier nog door middel van waarderend booronderzoek<br>A04-331-z Verkennend archeologisch onderzoek Gouda Zuidwestelijke Randweg - 19 - onderzocht te<br>worden. Ook een aantal van de percelen, waar jdens het karterend onderzoek nog niet mocht worden<br>geboord, dient nog onderzocht te worden.<br>Het tweede aandachtspunt is de Gouderaksedijk en de bebouwing daarlangs. Ona ankelijk van waar<br>de weg uiteindelijk de dijk zal passeren, is archeologisch onderzoek naar de opbouw van het<br>dijklichaam gewenst, als dit door de wegwerkzaamheden doorgraven zou worden. Informa e over de<br>opbouw en ouderdom van de dijk kan belangrijke gegevens over de bedijkingsgeschiedenis van de<br>Krimpenerwaard opleveren.<br>Ook zal overal langs de dijk rekening moeten worden gehouden met de bebouwing die langs de dijk<br>hee gestaan. Sinds de ontginning in de 11e à 12e eeuw, hee er een bewoningslint van boerderijen<br>langs de Hollandsche IJssel gelegen. Vanaf die jd is hee er con nu bewoning langs de dijk gelegen.<br>Aanleg van de weg zal vrijwel niet mogelijk zijn, zonder dat een of meerdere van deze, oorspronkelijk<br>tenminste uit de 16e–eeuw daterende boerderijen verstoord worden. Nader booronderzoek kan<br>uitwijzen of hier ook al laatmiddeleeuwse vindplaatsen naast of onder deze boerderijen liggen.<br>Behalve de effecten die voor alledrie de tracévarianten gelden, zijn er voor de drie tracés ook enkele<br>specifieke effecten aan te geven. Hieronder wordt een vergelijking gemaakt tussen de effecten van de<br>drie tracés.<br>Tracé 3 en 7: Het buitendijkse deel van tracé 3 is archeologisch gezien te prefereren boven de bocht<br>die tracé 7 maakt door het binnendijkse deel van de Krimpenerwaard. De archeologische verwach ng<br>van het buitendijkse tracé is laag, terwijl bij tracé 7 de IJsseldijk en daarachter gelegen bebouwing<br>wordt doorsneden. Bij tracé 7 wordt tevens een aanslui ng gemaakt op het Oude Beijersche Wegje,<br>hetgeen een extra verstoring oplevert. Vanaf het punt dat door tracé 3 de IJsseldijk wordt overgestoken,<br>volgen tracé 3 en 7 vrijwel hetzelfde traject. Voor beide tracés geldt dat vanaf dat punt de bebouwing<br>in ieder geval een aantal van oorsprong tenminste 16e -eeuwse boerderijplaatsen doorsnijdt en ook de<br>uitwatering van de Veerstalblokboezem.<br>Tracé 5 Dit tracé passeert de IJsseldijk oostelijker dan tracé 3 en 7. Ook hier verstoort de weg een aantal<br>van de boerderijen waaronder middeleeuwse voorlopers kunnen liggen. Met name de aanleg van een<br>rotonde net achter de IJsseldijk, met afri en naar de dijk, verstoort een rela ef groot stuk van het<br>bebouwingslint. De oostelijke a akking die naar de dijk loopt, is gepland over de bekende<br>laatmiddeleeuwse vindplaats naast Gouderaksedijk 131. Voordeel van dit tracé is dat de<br>Veerstalblokboezem niet verstoord wordt door de aanleg van de Zuidwestelijk Rondweg.<br>De gevolgen voor de archeologie van de drie tracés, zijn zodanig verschillend dat moeilijk een<br>voorkeurstracé kan worden aangegeven. Voor een inscha ng van de kosten voor archeologisch<br>onderzoek van de drie varianten zijn de plannen nog niet in voldoende detail bekend. Ook de kosten<br><br> van het uit te voeren archeologisch onderzoek leveren dus geen argument op voor een keuze. Voor alle<br>tracés dient er echter rekening A04-331-z Verkennend archeologisch onderzoek Gouda Zuidwestelijke<br>Randweg - 20 - te worden gehouden, dát er kosten voor opgraving van de te verstoren archeologische<br>waarden dienen te worden gemaakt.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2051092100

    Uit het bureauonderzoek blijkt dat in het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen<br>worden vanaf het begin van de 11e eeuw na Chr., het begin van de veenontginningen. Deze verwachting<br>is gebaseerd op de ligging aan de Eerste Moordrechtse Tiendeweg, een kade uit de ontginningsperiode.<br>Op de nabijgelegen locaties aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg zijn archeologische resten uit de<br>12e en 13e eeuw aangetroffen. Op de 16e tot 19e-eeuwse kaarten is geen bebouwing op de<br>onderzoekslocatie aanwezig. Wel staat op deze kaarten de Mallemolen afgebeeld, die vanaf de 15e<br>eeuw juist ten westen van de onderzoekslocatie is gelegen.<br>Het booronderzoek maakt duidelijk dat van eventueel aanwezige archeologische sporen weinig tot niets<br>ongestoord in de bodem bewaard is gebleven. Slechts op een klein deel van de onderzoekslocatie is een<br>oorspronkelijk bodemprofiel aanwezig. Het terrein is opgehoogd met puin, vermoedelijk voorafgaand<br>aan de bouw van de flats aan het Uiverplein. In de boringen zijn alleen archeologische indicatoren<br>aangetroffen met een datering uit de periode 18e -20e eeuw.<br>Op de onderzoekslocatie zijn derhalve geen archeologische waarden aangetoond.<br>Aanbeveling: De resultaten van de bureaustudie en het inventariserend veldonderzoek geven geen<br>aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen nieuwbouwplannen.<br>Archeologisch vervolgonderzoek is op deze locatie niet noodzakelijk.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2051368100

    Samenva ng<br>Aanleiding tot het onderzoek<br>In de periode augustus tot oktober 2004 hee ArcheoMedia BV, in opdracht van de gemeente<br>Gouda, een opgraving en archeologische begeleiding verricht aan de Gouderaksedijk te Gouda.<br>Binnen het plangebied Gouderaksedijk is door de gemeente Gouda een nieuwe riolering aangelegd.<br>Het tracé hiervan en de pomppu en binnen dit tracé, zijn voorafgaand aan de aanleg archeologisch<br>in kaart gebracht door middel van een bureauonderzoek en karterend booronderzoek (ArcheoMedia<br>rapport A04-052-z). De resultaten van dit verkennend archeologisch onderzoek zijn aanleiding<br>geweest om een deel van de aan te leggen riolering en een aantal pomppu en archeologisch op te<br>graven. Een ander deel van de werkzaamheden is archeologisch begeleid. Op grond van de resultaten<br>van het verkennend archeologisch onderzoek is een Programma van Eisen (PvE) voor dit onderzoek<br>opgesteld door Hazenberg Archeologie BV, in opdracht van gemeente Gouda.1<br>Archeologische verwach ng<br>De hoge archeologische verwach ng die op de Archeologische Basiskaart Gouda staat aangegeven,<br>gebaseerd op ligging aan de IJssel, is door het booronderzoek beves gd. Vermoedelijk is op drie<br>plaatsen sprake geweest van laatmiddeleeuwse bewoning. Directe aanwijzingen voor Romeinse of<br>vroegmiddeleeuwse bewoning zijn in het verkennend onderzoek niet aangetoond. Door middel van<br>projec e van de stadspla egrond van Gouda (Van Deventer 1562) op de huidige kadastrale<br>ondergrond van het onderzoeksgebied (a eelding 5a) is te zien waar aan het einde van de 16e eeuw<br>de bebouwing langs de Gouderaksedijk gelegen was. De kaart van Van Deventer is goed te gebruiken<br>als basis voor een projec e. Beter nog is de projec e van de huidige kadastrale kaart op de eerste<br>kadastrale kaart van het gebied, van omstreeks 1832 (a eelding 5b).<br>Onderzoeksmethoden<br>Er zijn zowel delen van het riooltracé als pomppu en archeologisch begeleid of opgegraven. Zie<br>a eelding 6 en bijlage 2 voor de ligging van de werkpu en. Archeologisch begeleide delen van het<br>tracé variëren in breedte van 20 tot 50 cm. De pomppu en hebben globaal gezien afme ngen van 2 x<br>2 x 2 meter.<br>Conclusie<br>De opgravingen van een aantal werkpu en en archeologische begeleiding van de aanleg van riolering<br>langs de Gouderaksedijk hee de vroegste archeologische sporen opgeleverd die tot nu toe in Gouda<br>zijn aangetroffen. Voor het eerst zijn in Gouda sporen uit de Romeinse jd aangetoond. Of dit sporen<br>van bewoning zijn, of dat er gedacht moet worden aan andersoor ge ac viteiten, is op grond van dit<br>zeer beperkte onderzoek nog niet te zeggen. De vondst van de paaltjes en aardewerkfragmenten uit<br>de Romeinse jd, hoe beperkt van omvang ook, mag zonder meer van groot belang worden genoemd<br>voor de archeologie van Gouda en de Krimpenerwaard. Ook zijn we meer te weten gekomen over de<br>ouderdom van de rivier de Hollandsche IJssel. Verder is op een tweetal plaatsen menselijke ac viteit<br>aangetoond uit circa 12e -13e eeuw. Een van deze huisplaatsen ligt exact op de Romeinse vindplaats.<br>Bewoning langs de Hollandsche IJssel in deze periode werd wel vermoed, maar is nu ook archeologisch<br>aangetoond.<br>Aanbeveling<br>Twee plaatsen met een hoge archeologische waarde, respec evelijk de vindplaatsen nabij<br>Gouderaksedijk 73 en Gouderaksedijk 131, komen in aanmerking om te worden opgenomen als<br>‘hoogwaardige loca e’ op de Archeologische Basiskaart Gouda.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2052226100

    Naar aanleiding van de voorgenomen bouw van vijf appartementen, drie garages en een vrijstaande<br>woning op de locatie Wilhelminastraat 46-50 is, in opdracht van BV Bouw- en aannemingsbedrijf Van<br>Willigen, een bureauonderzoek uitgevoerd.<br>Uit het onderzoek is gebleken dat:<br>- De locatie een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft, in verband met de ligging in de<br>Goudse binnenstad;<br>- De locatie tenminste gebouwd is geweest vanaf ca. het midden van de 14e eeuw;<br>- Niet is aan te geven of er voor die tijd pre-stedelijke bebouwing op de locatie heeft gestaan;<br>- Met behulp van de kadastrale projectie blijkt dat de huidige bebouwing grotendeels samenvalt me de<br>bebouwing van 1832;<br>- Dezelfde perceelsindeling al vanaf de eerste bewoningsfase in gebruik is geweest.<br>Op grond van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd;<br>- De verstoring van het bodemarchief wordt zoveel als mogelijk beperkt door het nemen van een<br>aantal maatregelen;<br>1. Door de gekozen constructiemethode hoeft voor de aanleg van de vloer niet dieper te worden<br>gegraven dan ca. 40 cm.<br>2. Kabels en leidingen worden niet dieper ingegraven dan de onderkant van de vloer.<br>3. De nieuwe funderingspalen worden buiten de oude perceelsgrenzen geplaatst, zodat de oude<br>funderingen niet verstoord worden.<br>- Bij het uitgraven van de ruimte voor de vloer zullen vermoedelijk binnenmuren en vloertjes worden<br>aangetroffen, daterend uit de 17e-19e eeuw.<br>-De archeologische waarde van deze resten zijn niet zo hoog, dat voorafgaand aan de bouw<br>archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2054292100

    In opdracht van Middelwatering Administratie B.V., heeft ArcheoMedia BV een bureauonderzoek en een<br>inventariserend veldonderzoek te weten een karterend booronderzoek verricht op de locatie 2e<br>Moordrechtse tiendweg 4/4a te Gouda.<br>Uit het onderzoek is gebleken dat:<br>- de onderzoekslocatie op de Archeologische Monumentenkaart geen onderdeel uitmaakt van een<br>gebied met een vastgestelde archeologische waarde;<br>- de onderzoekslocatie op de ABK Gouda staat aangeduid als een gebied met een hoge archeologische<br>verwachting;<br>- de ondergrond op de locatie uit veen bestaat;<br>- de bewoningsgeschiedenis van de polder Broek in ieder geval teruggaat tot 1377;<br>- het karterend booronderzoek geen archeologische vindplaats heeft aangetoond.<br>Op grond van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat:<br>- de hoge archeologische verwachting op de ABK Gouda niet is bevestigd;<br>- de onderzoeksresultaten geen belemmering vormen voor de voorgenomen werkzaamheden;<br>- een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2054308100

    1. In opdracht van Middelwatering Administra e B.V., hee ArcheoMedia BV een bureauonderzoek<br>en een inventariserend veldonderzoek, te weten een karterend booronderzoek verricht op de<br>loca e Bodegraafsestraatweg 143/145 te Gouda.<br>Uit het onderzoek is gebleken dat:<br>- de onderzoeksloca e volgens de ABK Gouda een middelhoge archeologische verwach ng hee .<br>Deze verwach ng is gebaseerd op de ligging langs een stelsel van kades en weteringen, waarlangs<br>in het verleden vaak bebouwing stond;<br>- de ondergrond op de loca e uit veen bestaat; daarop bevindt zich een kleilaag, waarvan de<br>oorspronkelijke dikte door latere verstoringen niet meer bepaald kan worden;<br>- het karterend booronderzoek een houtskoolhoudende veenlaag hee aangetoond op een<br>diepte van gemiddeld 2,5 meter onder het maaiveld;<br>- de datering van de houtskoolhoudende laag circa 2450 voor Chr. is;<br>- geen botanische indicatoren zijn aangetroffen die wijzen op een antropogene oorzaak van de<br>houtskoolhoudende laag.<br>Op grond van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat:<br>- de middelhoge archeologische verwach ng op de ABK Gouda in verband met middeleeuwse<br>bewoning niet beves gd is;<br>- de houtskoolhoudende veenlaag vermoedelijk ontstaan is onder natuurlijke omstandigheden.<br>- de resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek geen aanleiding<br>geven tot aanpassingen in de voorgenomen plannen voor de nieuwbouw op de loca e<br>Bodegraafsestraatweg 143/145.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2054373100

    Naar aanleiding van de aanleg van riolering in de Vlamingstraat te Gouda heeft ArcheoMedia BV, in<br>opdracht van IDDS BV, een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek verricht, te weten<br>de archeologische begeleiding van milieukundige grondboringen.<br>Uit het onderzoek is gebleken dat:<br>- de onderzoekslocatie op de Archeologische Basiskaart Gouda aangeduid staat als onderdeel van een<br>hoogwaardige locatie, de Goudse binnenstad;<br>- de Vlamingstraat is aangelegd op een perceel dat de verkavelingsrichting van de ontginning van de<br>westzijde van de Gouwe volgt;<br>- over eventuele bebouwing van dit perceel, voorafgaand aan de aanleg van de straat, geen informatie<br>bestaat;<br>- de bewoningsgeschiedenis van de Vlamingstraat ieder geval teruggaat tot het midden van de 14e<br>eeuw, de periode waarin de stadsbuitengracht werd gegraven;<br>- de ondergrond op de locatie tot grote diepte uit verschillende lagen ophoogzand bestaat, zonder dat<br>daarin duidelijke straatniveaus zijn te herkennen;<br>- zich op circa 1,8 meter onder het huidige straatniveau wel een oud straat- of puinniveau bevindt.<br>Op grond van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat:<br>- de aanleg van de riolering dit niveau niet zal verstoren, aangezien de riolering op circa 1,50 meter diep<br>wordt aangelegd;<br>- de gemeentelijk archeoloog heeft aangegeven dat daarom een beperkte archeologische begeleiding<br>van de werkzaamheden voldoende wordt geacht.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2056658100

    Jaren na de uitvoering van de opgraving en archeologische begeleiding is de rapportage van het<br>onderzoek in de kelder van Oosthaven 19 afgerond. Het rapport heeft lang op zich laten wachten,<br>maar nu het einde van het opgravingsbedrijf ArcheoMedia in zicht is, worden de resultaten van de<br>uitwerking van de vondsten alsnog gerapporteerd. Het merendeel van de vondsten is beschreven door<br>de vrijwilligers van de Archeologische Vereniging Golda. Ondanks het zeer kleine oppervlak van de<br>opgraving is er bij het uitgraven van het zwembad en de technische ruimte onder Oosthaven 19 een<br>schat aan archeologische sporen en vondsten aangetroffen. De oudste vondsten dateren uit de 14e<br>eeuw en uit boringen blijkt dat er onder het zwembad en de ´technische ruimte´nog een dik pakket met<br>oudere stedelijke ophooglagen (vanaf circa de 13e eeuw) ligt.<br>De vondst van een 17e-eeuwse beerkelder, een (begin) 18e-eeuwse waterkelder, en vermoedelijk een<br>eveneens 18e-eeuwse beerput zijn bijzondere archeologische vondsten voor de stad Gouda, waar tot<br>voor de opgraving in 2004 nog maar weinig beerputten gevonden waren.23 Nadien zijn ook bij de grote<br>opgraving op het Bolwerk en bijvoorbeeld bij Oosthaven 8 en Oosthaven 14 beerkelders gevonden.<br>Beerkelders en (ovale) beerputten komen dus wel degelijk voor in Gouda. De bakstenen ronde<br>beerputten met een koepelvormige afsluiting, die we uit andere steden kennen, zijn in Gouda nog niet<br>aangetroffen. Beerput S23 is extra bijzonder omdat dit een van de weinige beerputten (een beerkelder)<br>is, met een (rijke) intacte 17e-eeuwse vulling. Mogelijk is deze beerput vervangen door de ovale put S21<br>en is de oude put S23 daarna niet geleegd. In tegenstelling tot de beerkelders van Oosthaven 8 en<br>Oosthaven 14 heeft de latere ovale beerput S22 niet in verbinding gestaan met de gracht. Doordat de<br>beerkelders van Oosthaven 8 en 14 door middel van gemetselde riolen in verbinding stonden met de<br>gracht achter het huis en met de Haven voor het huis konden deze automatisch schoongespoeld<br>worden. Door het systeem van het ´schuren van de grachten´ kon in Gouda het grachtenwater ververst<br>worden.24 In het geval van de (Oost-)Haven lijken dus ook een aantal beerkelders rechtstreeks op dit<br>‘schuur’-systeem te zijn aangesloten.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2067617100

    Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek kan gesteld worden dat het onderzoeksgebied<br>onderdeel vormt van het westelijk veengebied. De veenmoerassen werden ontwaterd door de Gouwe,<br>een lokaal riviertje, dat in de Hollandse IJssel uitmondde. Op deze locatie ontstond in 1143 de stad<br>Gouda.<br>De onderzoekslocatie zelf was pas in de tweede helft van de 13e eeuw middels het graven van sloten in<br>gebruik genomen als landbouwgrond. Halverwege de 16e eeuw werd volgend ten behoeve van de<br>afwatering een verbindingswetering met een vermoedelijk 16e -eeuws sluizencomplex, het<br>Moordrechtse Verlaat, aangelegd. Aan het begin van de 17e eeuw verschenen binnen het<br>onderzoeksgebied ook huizen. In 1935 werd het sluizencomplex afgebroken en de wetering gedempt.<br>Tijdens het booronderzoek kon vastgesteld worden dat de top van het ongestoorde veenpakket,<br>eenheid 1, zich op een diepte van 3,46-4,06 m –NAP bevindt d.w.z. 2,5-3m –mv. Op het veen bevindt<br>zich een ca. 0,8-1 m dik ophogingspakket dat aan de onderzijde bestaat uit een relatief ‘schone’, laag<br>verspit veen, eenheid 3. De exacte datering van dit ophogingspakket kan vanwege het vrijwel ontbreken<br>van vondstmateriaal niet bepaald worden. Gezien het ‘schone’ karakter van de ophoging zou<br>verondersteld kunnen worden dat de ophoging is aangebracht bij de ingebruikname van de locatie in de<br>tweede helft van de 13e eeuw. De venige bovenzijde betreft dan mogelijk grond die vrijkwam bij het<br>graven van de sloten ten behoeve van de afwatering van het gebied.<br>Direct op het ophogingspakket bevindt zich de tot meer dan 2m dikke bouwvoor, eenheid 5. Gezien de<br>datering van het in de laag aangetroffen vondstmateriaal bestaat deze uit, vermoedelijk tijdens de<br>recente sloopactiviteiten, omgezette en verrommelde 17e -eeuwse en latere ophogingen. Plaatselijk zijn<br>mogelijk nog wel restanten van deze 17e -eeuwse en latere ophogingen bewaard gebleven. Eenheid 4 bij<br>boring 9 zou als zodanig opgevat kunnen worden.<br>Bij het boren is verder gebleken dat op veel locaties sprake is van de aanwezigheid van ondoordringbaar<br>materiaal, mogelijk bestaand uit (restanten van) muurwerk. Dit heeft aan dat op de locatie zeer<br>waarschijnlijk nog meer sprake is van muren en/of funderingen behorend bij de Moordrechtse Verlaat<br>en/of de post-Middeleeuwse bebouwing.<br>Advies: Tijdens het booronderzoek op de locatie ‘Muroplast’ te Gouda is een op het veen gelegen<br>ophogingspakket aangetroffen dat vermoedelijk de ingebruikname van het terrein in de 13e eeuw<br>markeert. Verder zijn zeer waarschijnlijk restanten van muurwerk aangeboord die deel uitmaken van de<br>Moordrechtse Verlaat en/of de post-Middeleeuwse ophogingen lijken evenwel grotendeels verstoord<br>en opgenomen te zijn in de huidige bouwvoor. Gezien de aan de locatie toegekende archeologische<br>waarde, in samenhang met de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt aanbevolen<br>aanvullend archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven uit te voeren.<br>Dir aanvullend onderzoek dient gericht te zijn op het vaststellen van de exacte ouderdom van het<br>laatmiddeleeuwse ophogingspakket, de aanwezigheid van eventueel vanuit dit pakket ingegraven<br>bewoningssporen en het verkrijgen van meer informatie over de aard, omvang en datering van de<br>aanwezige bebouwingssporen, waaronder die van het Moordrechtse Verlaat.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2068898100

    Naar aanleiding van de aanleg van een sportcomplex in de Broekpolder te Gouda heeft ArcheoMedia<br>BV, in opdracht van gemeente Gouda, een bureauonderzoek verricht. Het bureauonderzoek zal worden<br>uitgevoerd voor de gehele voormalige Broekpolder. Aan de hand van de resultaten van het<br>bureauonderzoek kan een Programma van Eisen worden opgesteld voor inventariserend veldonderzoek<br>in de Broekpolder of een deel daarvan.<br>Op basis van het bureauonderzoek wordt geconcludeerd dat:<br>- de ondergrond op de onderzoekslocatie uit veen bestaat;<br>- de archeologische vondsten in de directe omgeving van de Broekpolder teruggaan tot in de<br>late Middeleeuwen. Uit de ruimere omgeving zijn ook vondsten uit de Romeinse tijd bekend;<br>- de onderzoekslocatie deel uitmaakt van ABK-locatie 11 en 19;<br>- de onderzoekslocatie een middelhoge tot hoge archeologische verwachting heeft;<br>- de bodemkaart aangeeft dat in de Broekpolder petgaten zijn gegraven.<br>Aanbevolen wordt om:<br>- bij het opstellen van een Programma van Eisen voor verkennend archeologisch onderzoek aan<br>de volgende punten aandacht te besteden:<br>• De natuurlijke bodemopbouw en het voorkomen van ‘petgaten’;<br>• De loop van een zijtakje van de Gouwe in het noordelijk deel van de Broekpolder;<br>• Laatmiddeleeuwse bebouwing langs de Moordrechtse Tiendeweg;<br>• Latere bebouwing langs de voormalige Uitweg, Broekweg en Moordrechtse Veenweg;<br>- een AHN-analyse te maken om een eventuele oude verkaveling onder de huidige verkaveling<br>te traceren.
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2069294100

    Langs de Tweede Moordrechtse Tiendeweg werden ter plekke van de huisnummers 7 en 9<br>respectievelijk een booronderzoek en een archeologische begeleiding uitgevoerd.<br>Het booronderzoek bij huisnummer 7 leverde slechts enkele recente archeologische vondsten op<br>uit de bouwvoor. Er werden geen archeologische lagen of structuren aangetroffen. Er zijn drie<br>boringen verricht. Boringen 1 en 3 zijn tot een diepte van twee meter uitgevoerd, boring 2 tot<br>een diepte van 4 meter. Uit veiligheidsoverwegingen -de bodem was immers mogelijk vervuild -zijn<br>geen monsters genomen. De bodemopbouw was eenvoudig. Onder de bouwvoor met een<br>dikte van 30 centimeter, werd tot op een diepte van 4 meter slechts veen aangetroffen.<br>Archeologische indicatoren, welke in de boringen werden aangetroffen zijn industrieel aardewerk,<br>een kleipijp en recente baksteenfragmenten, daterend uit de 19e of 20e eeuw.<br>Bij de sanering van het oostelijke perceel van huisnummer 9 werden uit een ophooglaag enkele<br>vondsten geborgen, welke uit de 17e tot 19e eeuw stammen. Uit historisch onderzoek blijkt dat<br>het perceel pas omstreeks 1900 werd bebouwd. Aanwijzingen voor eerdere bewoning zijn niet<br>aangetroffen.<br>Onderzoek van het westelijke perceel leverde meer vondsten op. Onder de bouwvoor werden<br>verschillende sporen vastgesteld, waarvan enkele exemplaren dierbegravingen bevatten. Door<br>omstandigheden zijn deze sporen echter niet nader onderzocht. Het aangetroffen aardewerk<br>bevond zich in de bouwvoor en in de op het veen gelegen kleilaag. Opvallend is het relatief grote<br>aantal fragmenten laatmiddeleeuws aardewerk. Op basis van deze vondsten kan wellicht<br>gesuggereerd worden dat in de nabije omgeving in de late middeleeuwen bewoning heeft<br>plaatsgevonden. Mogelijk betreft het in dat geval de opvolger van de in 1996 opgegraven 12e -eeuwse boerderij, gelegen enkele honderden meters ten zuiden van de onderzoekslocatie.<br>Wanneer de bewoning zich parallel aan de verkaveling verplaatst heeft, is deze opvolger gelegen<br>op geweest het perceel ten westen van de onderzoekslocatie (huisnummer 11/11a). Ook op het<br>westelijke perceel van Moordrechtse Tiendeweg 9 zijn…(hier houdt de zin in het definitieve rapport<br>op)???
  • Archeologisch rapport Archis3 ID 2070549100

    Samenva ng<br>Naar aanleiding van de sloop van een loods en nieuwbouw van 4 huizen hee ArcheoMedia BV, in<br>opdracht van R. Adriaanse Bouwontwikkeling, een cultuurhistorische analyse en een inventariserend<br>veldonderzoek, in de vorm van een karterend booronderzoek, verricht aan de Wethouder Venteweg<br>97 te Gouda.<br>Op grond van de cultuurhistorische analyse wordt geconcludeerd dat:<br>- Het water van de Breevaart met daarlangs de Oostboezemkade is een<br>historischlandschappelijke lijn met een hoge waarde is.<br>- De waarde van de bebouwing aan de straatzijde van de Wethouder Venteweg is gelegen in het<br>zeer gevarieerde beeld van de bebouwing.<br>- De huidige bebouwing op de loca e Wethouder Venteweg 97 op zichzelf een lage<br>architectonische waarde hee . Het is echter een van de bedrijfsruimtes die het gevarieerde<br>karakter van de bebouwing langs de weg benadrukken.<br>Een aantal specifieke aanbevelingen wordt gedaan met betrekking tot de nieuwbouw en ook enkele<br>meer algemene aanbevelingen aangaande de Wethouder Venteweg.<br>Op basis van het inventariserend veldonderzoek wordt geconcludeerd dat:<br>- Het belangrijkste onderzoeksdoel, vaststellen van de aan-of afwezigheid van Romeinse<br>vondsten en sporen langs een kleirug, kon niet worden uitgevoerd.<br>- De verwachte kleirug is op de onderzoeksloca e namelijk niet aangetroffen, waardoor een<br>aantal vragen uit het Programma van Eisen niet beantwoord kon worden. Vermoedelijk bevindt<br>de kleirug zich iets noordelijker.<br>- De kleiige bouwvoor, die wel op de loca e aanwezig is, is vermoedelijk in de Nieuwe jd<br>verploegd of vergraven. Een ongestoord archeologisch profiel met archeologische sporen is<br>daarom niet meer te verwachten.<br>- Er wordt geen nader booronderzoek aangeraden. Gezien het verspreide karakter van eventuele<br>Romeinse vondsten in de nabijheid van de kleirug wordt echter aangeraden om bij het<br>uitgraven van de bouwput archeologische begeleiding uit te voeren.<br>Conclusie en aanbeveling<br>Het belangrijkste onderzoeksdoel was de aan-of afwezigheid vast te stellen van Romeinse vondsten en<br>sporen, die verwacht werden langs een kleirug. Het Programma van Eisen gaat uit van een diepteligging<br>van de kleirug van 1 tot 2 m -mv. Het onderzoek van S boka toont echter aan dat de kleirug zich in de<br>polder Achterwillens aan het oppervlak bevindt.13 Dit lijkt er op te wijzen dat het riviertje dat de kleirug<br>hee gevormd tot (vlak voor) de ontginning hee bestaan. Het riviertje hee echter geen sporen in de<br>verkaveling van de polder Achterwillens nagelaten, hetgeen betekent dat de middeleeuwse ontginners<br>er geen last van hebben gehad bij de ontginning.<br>De verwachte kleirug is op de onderzoeksloca e niet aangetroffen. De aangetroffen voormalige<br>bouwvoor van circa 50 cm dik, die zich onder ophoogzand bevindt, is wel enigszins kleiig. Deze kleiige<br>toplaag is echter geheel verstoord. De laag bevat zand en recent aardewerk, hetgeen er op wijst dat<br>menselijk ingrijpen hier de kleilaag hee verstoord. Zelfs in de veenlaag onder de kleiige bouwvoor is<br>aardewerk uit de Nieuwe jd aangetroffen (vondstnr. 002), hetgeen er op wijst dat de kleiige bouwvoor<br>na circa de 18e eeuw is verploegd of vergraven. Een ongestoord archeologisch profiel met<br>archeologische sporen is daarom niet meer te verwachten. Op basis van de kaart van Beekman<br>(S boka) en de waargenomen verhoging in de Wethouder Venteweg, ter hoogte van huisnummer<br>113/115 (zie a eelding 5) mag worden aangenomen dat de kleirug zich ten noorden van de loca e<br>Wethouder Venteweg 97 bevindt. De ABK baseert zich op de door Vink ingetekende lijn van de kleirug.<br><br> Tussen de twee onderzoeken bestaat een klein verschil in de ligging van de kleirug, waarbij de ligging<br>op de kaart van S boka vermoedelijk de meest nauwkeurige is.<br>Er wordt geen nader booronderzoek aangeraden. Gezien het verspreide karakter van eventuele<br>Romeinse vondsten wordt echter aangeraden, om bij het uitgraven van de bouwput, archeologische<br>begeleiding uit te voeren. De kans op een toevalstreffer is niet uit te sluiten. Vanwege het feit dat nog<br>zeer weinig bekend is over eventuele vondsten en bewoning uit de Romeinse jd in deze omgeving, is<br>een zeer beperkte maatregel als archeologische begeleiding zeker te rechtvaardigen. De vraagstelling<br>voor de begeleiding is zo eenvoudig – is er tussen de vondsten uit de Nieuwe jd wellicht toch ook<br>verploegd Romeins materiaal aanwezig? - dat hier o.i. geen apart Programma van Eisen voor hoe te<br>worden opgesteld.