Objecten

Onderdeel van collectie Archeologische rapporten DANS
Geavanceerd zoeken
  • Kademuur nabij Vest 262 en 264, Gouda (2023)
    ADC ArcheoProjecten heeft in september - november 2022 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd op de locatie Kademuur nabij Vest 262 en 264 te Gouda. Uit het bureauonderzoek blijkt dat in de diepere ondergrond de stroomgordelafzettingen van het Benschop systeem aanwezig kunnen zijn. Hierop kunnen archeologische resten aanwezig zijn uit het Mesolithicum. Indien aanwezig zullen deze resten zich bevinden op circa 8 m -mv (7,5 m -NAP). Nadat deze stroomgordels inactief raakten, ontstond in het plangebied een pakket Hollandveen. De top van het veen ligt op circa 5,5 m -mv (5 m -NAP). Als het veen goed ontwaterd is, kunnen op de top van het veen resten aanwezig zijn uit de periode Neolithicum tot en met de IJzertijd. Voor het plangebied geldt dat het vanaf halverwege de 14e eeuw in of direct aan de Turfsingel gracht heeft gelegen. Op basis van een boring op circa 50 m ten oosten van het plangebied is vastgesteld dat de bodem van de Turfsingel op circa 4,5 m -NAP ligt. Bij de aanleg van de Turfsingel zijn dus de oudere resten uit de Romeinse tijd tot en met de 14e eeuw vergraven. Indien blijkt dat het plangebied in de Turfsingel heeft gelegen, geldt voor deze periode geen archeologische verwachting meer. Voor de periode 14e eeuw tot halverwege de 20e eeuw geldt dat het plangebied mogelijk in de Turfsingel lag op circa 3 m ten zuiden van de toenmalige kade. Indien dat daadwerkelijk het geval is, worden binnen het plangebied geen delen van oudere kades uit de periode 14e tot 20e eeuw verwacht. Deze zullen zich dan op circa 3 m ten noorden van het plangebied bevinden. De ligging van het plangebied in de Turfsingel kan op basis van het bureauonderzoek echter niet met zekerheid worden vastgesteld. Indien een deel van de noordzijde van de Turfsingel is gedempt om een verbreding van de kade in zuidelijke richting mogelijk te maken, zal dit in het begin van de 20e eeuw hebben plaatsgevonden. In ieder geval vanaf 1937 ligt de kade ter plaatse van het plangebied. Mogelijk hangt de wijziging van de oeverlijn / kade samen met de bouw van de twee pakhuizen direct ten noorden van het plangebied in1898. Om deze verwachting te toetsen en aan te vullen is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Op basis hiervan kon worden vastgesteld dat het plangebied in de gedeeltelijk aangeplempte oeverzone van de Turfsingel ligt. De top van de middeleeuwse grachtbodem, ingegraven in het Hollandveen, is aangetroffen op 3,9 m -mv (3,5 m -NAP). De top van de daarboven gelegen grachtvulling lag op 2, 1 - 2,7 m -mv (1,6 - 2,3 m -NAP). Hierop is een pakket donker grijs tot zwart, zwak siltig, matig grof zand aangetroffen waarin grind en fragmenten baksteenpuin voorkomen. Dit pakket is geïnterpreteerd als de 20e-eeuwse gedeeltelijke demping van de gracht / aanplemping van de oever, die ter plaatse van het plangebied heeft plaatsgevonden. Hierop is een dunne laag schoon zand aangebracht waar de klinkers in liggen. De verwachting voor de aanwezigheid van mogelijke resten uit het Mesolithicum kon niet worden getoetst omdat binnen de boordiepte van 5 m -mv geen stroomgordelafzettingen werden aangetroffen. Voor eventueel dieper gelegen stroomgordelafzettingen blijft deze verwachting gehandhaafd. Voor sporen uit het Neolithicum tot en met de IJzertijd geldt op basis van het veldonderzoek een lage verwachting. In het Hollandveen werden geen goed ontwaterde lagen aangetroffen die geschikt kunnen zijn geweest voor bewoning en de top van het veen is vergraven. Het veldonderzoek heeft de ligging van het plangebied in de Turfsingel gracht bevestigd. Dit betekent dat oudere resten uit de periode Romeinse tijd tot en met de 14e eeuw zijn verdwenen. Grenzend aan de noordzijde van de Turfsingel lag de stadsmuur. Het plangebied kwam pas vanaf de 20e eeuw door aanplemping van de oever op de kade te liggen. Tot aan de 20e eeuw lag het plangebied in het water waarschijnlijk op enkele meters ten zuiden van de oever en de stadsmuur. Binnen het plangebied worden daarom geen delen van oudere kades uit de periode 14e tot 20e eeuw of van de stadsmuur verwacht. Deze lagen vermoedelijk enkele meters verder in noordelijke richting. Wel kan in de grachtvulling allerhande materiaal gedumpt zijn. Voor het aantreffen van dergelijk vondstmateriaal dat in de gracht terecht is gekomen geldt een middelhoge tot hoge verwachting. Het materiaal dateert naar verwachting uit de 14e eeuw tot de 20e eeuw. In de 20e eeuw werd het deel van de gracht dat binnen het plangebied valt, gedempt. In het dempingspakket worden geen behoudenswaardige archeologische resten verwacht.
  • Archeologisch onderzoek Kadebuurt-Oost te Gouda (2013)
    Archeomedia Projectnummer A12-148-F. Bureauonderzoek.
  • Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase: Kuiperstraat te Gouda (2015)
    Advies Bij de aanleg van riolering in de Kuiperstraat kunnen eventueel aanwezige archeologische resten verloren gaan. Archeodienst adviseert om de graafwerkzaamheden ten behoeve van de riolering archeologisch te begeleiden om eventueel aanwezige archeologische resten te documenteren. Voor de begeleiding is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE worden de werkwijze en de randvoorwaarden van het onderzoek vastgelegd.
  • Archeologisch onderzoek aan de Gershwinstraat 7-9-11 te Gouda (2012)
    Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen. ArcheoMedia rapportage A12-019-I
  • Buurtje 1, Croda, Bluswatertanks en Controlled Branching, Gouda (2014)
    een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen
  • Archeologisch onderzoek Kleiweg 27-31 te Gouda (2010)
    ArcheoMedia Project A09-110-F. Bureauonderzoek ivm uitbreiding bebouwing tbv H& M.
  • Persleiding afvalwatertransportsysteem Schieland, gemeenten Moordrecht, Gouda en Waddinxveen (2003)
    onderzoeksrapport
  • Archeologisch onderzoek met macrocoreboringen in de binnenstad van Gouda (2013)
    De binnenstad van Gouda is onderzocht met 5 profielen (in totaal 41 machinale boringen). Als 'vindplaats' kan de gehele stad Gouda worden beschouwd.
  • Gouda Bolwerk hoek Hoge Gouwe en Nonnenwater Begeleiding (2012)
    Het Bolwerk ligt in de noordwestelijke hoek van de historische binnenstad. Het hotel dat hier wordt gebouwd, moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het rioleringstracé dat hiervoor gegraven dient te worden is verontreinigd en moet worden gesaneerd. In principe betreft het een smal tracé en hoeven de daarin aanwezige archeologische sporen niet uitgebreid opgetekend te worden. Het tracé doorkruist echter mogelijk de begraafplaats rondom de kapel die in dit gebied heeft gestaan. De bevoegde overheid, de gemeente Gouda, heeft gesteld dat dit alleen mag worden gerealiseerd als eventuele begravingen worden geborgen en gedocumenteerd door een erkend en daartoe gemachtigd archeologisch bedrijf. Er zijn voor de begeleiding geen inhoudelijke onderzoeksvragen vastgesteld. De begeleiding beperkt zich tot het vast te stellen van begravingen binnen het tracé. Mochten er begravingen worden aangetroffen, dan zal een nieuw PvE worden opgesteld ten einde het opgraven van de begravingen te bewerkstelligen. Op 16 februari 2012 heeft ADC ArcheoProjecten een archeologisch onderzoek uitgevoerd op de locatie Bolwerk te Gouda. Dit onderzoek betrof het begeleiden van de saneringswerkzaamheden van de gemeente Gouda (afdeling Projecten Openbare Ruimte), waarbij er werd gecontroleerd op de aanwezigheid van begravingen. Het onderzoek werd uitgevoerd conform het protocol Opgraven uit de KNA 3.2. Het onderzoek heeft geen archeologische sporen en vondsten opgeleverd. Er kon worden vastgesteld dat de bodem tot op de maximale ontgravingsdiepte van ca. 2 m – Mv was verstoord. Deze verstoring was vermoedelijk het gevolg van 20e-eeuwse activiteiten, gezien de samenstelling van de grond en het regelmatig voorkomen van machinale witte wandtegels en plastic. Hierbij kan worden opgemerkt dat zich aan de onderkant van de sleuf puin bevond (vanaf ca. 1,8 m – Mv), dat te relateren was aan mogelijke historische bebouwing (Nieuwe tijd). Hierbij moet gedacht worden aan plavuizen en muurrestanten van gele ijsselsteentjes. Het is mogelijk dat dit niveau een oorspronkelijk sloopniveau was van deze bebouwing en niet een herbewerkt niveau uit de 20e eeuw. Er is tijdens de werkzaamheden tevens geen ex-situ botmateriaal aangetroffen. Dit geeft aanleiding om te veronderstellen dat zich op deze locatie wellicht geen graven hebben bevonden, of dat deze op een dieper niveau aanwezig zijn.
  • Eindrapportage archeologisch onderzoek Oeververvanging vak T9.10 te Gouda (2014)
    Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van de verzamelde landschappelijke gegevens heeft het plangebied vanaf het Laat-Paleolithicum t/m de Midden-Romeinse tijd een ligging gehad binnen een komgebied waar vooral veengroei plaatsvond. Periodiek werden (dunne) lagen (kom)klei afgezet. Het plangebied lag binnen een relatief laaggelegen en nat/drassig gebied, naast een veenriviertje, en vormde geen gunstige bewoningslocatie. Vanaf circa 205 na Chr. (Laat-Romeinse tijd) ontstond de Hollandse IJssel en vindt er in dit veenriviertje kleisedimentatie plaats. Naast de geul van De Gouwe werden smalle oeverwallen gevormd. Het plangebied ligt binnen deze oeverwalzone. De naastgelegen rivier vormde een natuurlijke ‘snelweg’ door het landschap, waarbij de oeverwalzones direct naast de rivier aantrekkelijke bewoningslocaties vormden. Na de bedijking van De Gouwe lag het plangebied ter plaatse van het dijklichaam. Vanuit dit dijklichaam werd de Bloemendaalse Polder ontgonnen die direct ten noordoosten van het plangebied begint (ontginningsas). Langs de dijk ontstond lintbebouwing (ontginningsboerderijen). Binnen het plangebied lijkt geen bebouwing te hebben plaatsgevonden, op basis van het geraadpleegde historisch kaartmateriaal. In het begin van de 19e eeuw is door menselijke ingrepen de geulloop van De Gouwe aangepast. Het plangebied maakte nog steeds deel uit van de buitendijkse rand van het dijklichaam. In de jaren ’30 van de 20e eeuw werd het dijklichaam aangepast, waardoor het plangebied buitendijks kwam te liggen ter plaatse van de huidige stroken grond tussen de geul van De Gouwe en de huidige loop van de weg Nieuwe Gouwe O.Z. In de omgeving van het plangebied zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd, voornamelijk prospectief onderzoek (bureau- en/of booronderzoek). Het aantal waarnemingen, duidend op de aanwezig archeologische vindplaatsen, zijn tot op heden beperkt en dateren alleen uit de perioden Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Voor het plangebied is de archeologische verwachting voor resten uit de perioden Laat-Paleolithicum t/m de Midden-Romeinse tijd laag, voor de perioden Laat-Romeinse tijd, Romeinse tijd en Vroege-Middeleeuwen middelhoog en voor de perioden Late-Middeleeuwen (vanaf het moment van bedijking rond 1100) en Nieuwe tijd hoog. Archeologische resten uit de perioden Laat-Romeinse tijd, Romeinse tijd en Vroege-Middeleeuwen worden verwacht in de top van het veenpakket en het afdekkende (dunne) kleipakket (oeverwalafzettingen afgezet tijdens perioden van hoogwater/overstromingen van De Gouwe (en dus ook van de Hollandse IJssel)). Archeologische resten uit de perioden Late-Middeleeuwen (vanaf het moment van bedijking rond 1100) en Nieuwe tijd worden verwacht in de top van het afdekkende (dunne) oeverwalpakket of, indien aanwezig, in de top van een ophogings-laag/dijklichaam. Het te verwachten complextype bestaat uit nederzettingssporen, infrastructuur en losse vondsten in relatie tot de rivier De Gouwe. Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de bodemopbouw binnen het plangebied reeds verstoord is ten gevolge van waarschijnlijk reeds diverse uitgevoerde bodemingrepen. Deze bodemingrepen zijn waarschijnlijk te relateren aan eerder uitgevoerde wegreconstructies van de direct ten noordoosten lopende weg Nieuwe Gouwe O.Z. en versterking/versteviging van de oeverzone langs de rivierloop van De Gouwe. De geroerde/verstoorde laag bestaat uit cunet-/stabilisatiezand, een halfverhardings-/stabilisatielaag en/of aan-/opgebrachte grond met veel resten resten/brokken puin, baksteen en grind en heeft een minimale dikte van 130 cm. Oeverwalafzettingen die gesedimenteerd zijn tijdens overstromingen van De Gouwe (en de Hollandse IJssel) en voordat bedijking plaatsvond, zijn deels zo niet geheel verstoord/weggegraven. In het westelijk gelegen terreindeel van het plangebied is bij slechts één boring een restant oeverwalafzettingen aangetroffen tussen 140 en 195 cm -mv, in de vorm van kalkrijke, uiterst siltige klei. Hieronder komt tussen 195 en 280 cm -mv een veenlaag voor die gevormd zal zijn in de periode voordat De Gouwe ontstond als zijrivier van de Hollandsche IJssel. Onder de veenlaag komt tot 400 cm -mv matig siltige tot venige komklei voor. Deze afzettingen duiden op een periode dat het westelijk gelegen terreindeel in een komgebied lag waar bij hoogwater (overstromingen) wel klei werd afgezet en dat er dus op enige afstand een rivier actief was. Mogelijk betreffen het komafzettingen gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de meandergor-del/stroomgordel van Zuidplas (actief tussen circa 4900 en 4550 voor Chr. (Laat-Mesolithicum t/m Vroeg-Neolithicum)). Deze ligt 1 kilometer ten noordoosten van het plangebied. In het oostelijk gelegen terreindeel komen de oeverwalafzettingen, gesedimenteerd door De Gouwe, voor tussen minimaal 130 en maximaal 220, gevolgd door een veenlaag tot circa 320 cm -mv. Verschillend van het westelijk gelegen terreindeel komt hier onder de veenlaag een laag sterk kleiig veen voor. Dit deel van het plangebied heeft tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Zuidplas meer een ligging gehad waarbij veengroei overheerste ten opzichte van de periodieke en beperkte influx van komklei. De paleogeografische ontwikkeling van het plangebied wordt wel bevestigd, echter door relatief recente bodemverstorende ingrepen is het deel van de oorspronkelijke bodemopbouw verstoord geraakt waarin nog archeologische indicatoren in situ konden worden verwacht (middelhoge tot hoge verwachting). In het versneden en verbrokkelde materiaal onder de geroerde/verstoorde laag zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.   Conclusie Op basis van de verstoorde bodemopbouw dan wel het ontbreken van een begraven intact bodemprofiel/oud maaiveldniveau (tot in ieder geval 4 m -mv) en het verder ontbreken van archeologische relevante indicatoren kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer aanwezig zullen zijn of alleen nog maar in een verstoorde context zullen voorkomen. Er zijn dus geen gevolgen voor de voorgenomen bodemingrepen. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt door het booronderzoek bevestigd voor wat betreft de landschappelijke ligging/paleogeografische ontwikkeling van het plangebied, echter niet voor wat betreft de middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische indicatoren daterend vanaf het Laat-Neolithicum. Selectieadvies Op grond van de verstoorde bodemopbouw dan wel het ontbreken van een begraven intact bodemprofiel/oud maaiveldniveau (tot in ieder geval 4 m -mv) en het verder ontbreken van archeologisch relevante indicatoren, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Dit selectieadvies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gouda (beoordeling door de heer M.J. Groenendijk, d.d. 2 oktober 2014). Met bovenstaand selectieadvies wordt ingestemd. Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevals-vondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Gouda (de heer M.J. Groenendijk) hiervan per direct in kennis te stellen.
  • Aanleg 50 kV kabeltracé Bodegraven (Broekvelden)-Gouda (Waaiersluis) (2022)
    In juli 2020 heeft Antea Group in opdracht van Stedin Netbeheer BV een archeologisch onderzoek uitgevoerd in voorbereiding op de geplande aanleg van een 50 kV kabel van het trafostation nabij de Waaiersluis in Gouda, via Reeuwijk, naar het eindstation Broekvelden in Bodegraven. Het onderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Gouda en de bebouwde kom en het buitengebied van Reeuwijk en Bodegraven. De boringen hebben in de gemeente Gouda enkele bodemkundig interessante waarnemingen opgeleverd. Eén hiervan, de ligging van een tot nu toe onbekende kleirug, heeft ook gevolgen voor de archeologische verwachting. Ter plaatse van Boring 2403 en 2404 wordt deze verhoogd tot (middel)hoog. De overige verwachtingszones blijven op grond van dit beperkte, verkennende onderzoek gehandhaafd. Dat er in de zones met een hoge verwachting geen aanwijzingen voor vindplaatsen zijn, wordt vooral veroorzaakt door (lokaal bepaalde) recente verstoringen. Door de uitvoering van enkele diepe boringen tbv van het milieukundig bodemonderzoek konden ook waarnemingen worden verricht aan diep gelegen rivierafzettingen. Deze afzettingen hebben een hoge archeologische verwachting, maar worden door de diepe ligging nauwelijks of nooit waargenomen. Door dit onderzoek is met name de diepteligging beter bekend geworden. Er is echter te weinig informatie om een uitspraak te doen over de geschiktheid voor bewoning. In gemeente Bodegraven-Reeuwijk is de hoge archeologische verwachting bij het ontginningslint (B801 en 802) niet bevestigd. Door de aanleg van de rotonde en de Reeuwijkse Rondweg is het niveau met de hoge archeologische verwachting hier vermoedelijk al verstoord. Ook van de boerderijlocatie op de grens van Reeuwijk en Gouda, waar wel enkele fragmenten aardewerk uit de Nieuwe Tijd in de boringen zijn aangetroffen, moet het onderzoekstracé als verstoord beschouwd worden. Gezien de grote hoeveelheid kabels en leidingen die hier al door deze smalle kade heen lopen wordt de kans op het aantreffen van intacte archeologische niveaus hier klein geacht. (Selectie) advies Binnen gemeente Bodegraven-Reeuwijk wordt geen aanleiding gezien om nader archeologisch uit te voeren. Geadviseerd wordt dit deel van het tracé vrij te geven van aanvullend archeologisch onderzoek. Binnen gemeente Gouda wordt alleen ter plaatse van het tracédeel met de tot nu toe onbekende kleirug (tussen Boring 2403 en 2404, zie afbeelding 8) aanvullend onderzoek geadviseerd. In overleg met het bevoegd gezag, gemeente Gouda, moet de vorm van het aanvullend onderzoek bepaald worden. Voorgesteld wordt om ter plaatse aanvullende boringen (karterend booronderzoek) uit te voeren.
  • De archeologische begeleiding van de aanleg van rioolsleuven en een sloopbegeleiding op locatie Koningshof te Gouda (2011)
    Pilot-project in zone A. Archeologische begeleiding van aanleg rioolsleuven op locatie Koningshof. Doel is het bepalen van een strategie en een archeologische verwachting voor de rest van het plangebied.
  • Archeologisch onderzoek aan de Bostelbrug, Lange Tiendeweg te Gouda (2010)
    ArcheoMedia projectnummer A10-076-F. Bureauonderzoek naar de Bostelbrug in Gouda ivm vervanging van de brug.
  • Gouda. Plangebied Walmuur - St. Jansmuur (2017)
    Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek In opdracht van de gemeente Gouda heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Walmuur - St. Jansmuur te Gouda. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied waar in het Holoceen onder invloed van zeespiegelstijging, fluviatiele activiteit en veengroei een dik pakket sedimenten is afgezet. In de late middeleeuwen en nieuwe tijd is een dik (pre-)stedelijk ophoogpakket aangebracht. In zowel verticale als horizontale zin kunnen hierdoor verschillende niveaus met elk een eigen archeologische verwachting worden onderscheiden.
  • Archeologisch onderzoek t.b.v. funderingsherstel van de Vrouwetoren te Gouda (2014)
    "Archeomedia projectnummer A13-107-O/N Deels opgraving, deels archeologische begeleiding van graafwerkzaamheden bij het funderingsherstel van de Vrouwetoren te Gouda. Bij het onderzoek zijn de resten van beide zijmuren van de Onze Lieve Vrouwekapel aangetroffen, waarvan de Vrouwetoren tot aan de Reformatie deel van uitmaakte. Verder is veel informatie bekend geworden van: - de fundering van de Vrouwetoren en het interieur van de toren - een circa 16e eeuw woonhuis ten zuiden van de toren -de restauratiewerkzaamheden die in 1754 aan de toren zijn uitgevoerd onder leiding van Hendrik Kuijter, meestervijzelaar uit Amsterdam - de damwand die bij de werkzaamheden in 1754 is gebruikt"
  • Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek aan de Zuiderijsseldijk te Gouda (2006)
    onderzoeksrapport
  • Archeologisch onderzoek aan de Goejanverwelledijk, locatie voormalige Vuilebrassluis te Gouda (2015)
    Tijdens het booronderzoek zijn resten van de Vuilebrassluis aangetroffen. Deze resten dateren mogelijk v.a. de 16e eeuw. Deze resten zullen door het slaan van een damwand verstoord worden. Echter gezien de diepte van de sluisresten (ca. 6-7 m -mv) en de beperkte mate van de verstoringen wordt een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Indien evenwel civieltechnische graafwerkzaamheden tot de genoemde diepte zullen plaatsvinden wordt, vanwege de technische complexiteit van een eventueel gravend onderzoek in een dijk, een archeologische begeleiding aanbevolen. Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.
  • Archeologisch onderzoek aan de Eerste Moordrechtse Tiendeweg 1 te Gouda (2014)
    Tot 4 a 5 m-mv is alleen recent opgebracht zand aangetroffen.
  • Archeologisch en bouwhistorisch bureauonderzoek van de historische binnenstad van Gouda (2015)
    Uit de 19e en 20e-eeuwse bouwverordeningen en interviews met Goudse funderingsdeskundigen is een beeld geschetst van de ontwikkelingen in de periode dat in Gouda steeds vaker gebruik gemaakt werd van heipalen. Uit de verordening van 1903 a blijkt dat alleen voor de gebieden buiten de binnenstad wordt bepaald dat de fundering van nieuwbouw op heipalen dient te staan. Dit wordt echter niet geëist voor nieuwbouwen in de binnenstad. In het jaar 1879 stelt de bouwverordening het indienen van tekeningen – ook van funderingstekeningen – verplicht. In dezelfde bouwverordening staat het peil genoemd waaronder de houten delen van de fundering (het vloerhout, roosterwerk en de paalkoppen) zich moeten bevinden. Dit in de bouwverordening genoemde peil is in de 20e eeuw een aantal keren gewijzigd, en uit de interviews met de funderingsdeskundigen blijkt dat men veiligheidshalve vaak ruimere marges aanhield voor de diepte van de funderingen onder het grondwaterpeil. Op basis van de archeologische informatie en de gegevens verkregen uit interviews en bouwverordeningen is een globale ‘funderingsperiodiseringskaart’ van de binnenstad gebouwd. De in de BAG opgenomen informatie is vervolgens voor 1/5 deel van de binnenstad aangescherpt, gebruik makend van de Goudse kadastrale minuutplannen uit 1828 en 1874 en de mogelijkheden die het internet biedt om de panden te bekijken (Google Streetview (gevels) en Bing Maps (3D luchtanalyse).
  • Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen Harderwijkweg 2-4 Gouda (2023)
    Plangebied werd vrijgegeven voor wat betreft nader archeologisch onderzoek.