Dataset
Naam
nl
Plangebied Westergouwe Fase 4 te Gouda, gemeente Gouda
Omschrijving
nl
In opdracht van Projectbureau Westergouwe heeft RAAP in januari 2021 – april 2022 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (karterend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Westergouwe Fase 4 te Gouda in de gemeente Gouda. Op basis van een Milieu Effect Rapportage (MER) werd geconcludeerd dat er binnen het totale plangebied Westergouwe drie deelgebieden aangewezen konden worden als gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het onderhavige onderzoeksgebied ligt in één van deze gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en betreft één van drie mogelijke archeologische vindplaatsen. De stadsarcheoloog van Gouda achtte het noodzakelijk om ter plaatse van deze locatie nader onderzoek uit te voeren, in vervolg op in 2004 en 2005 uitgevoerde booronderzoeken, om nader vast te stellen of het hier daadwerkelijk om een vindplaats gaat. Het nu uitgevoerde karterende booronderzoek, waarbij een dichter boorgrid is gebruikt, onderschrijft het vermoeden van een archeologische vindplaats. Ook nu zijn er in meerdere boringen fragmenten houtskool én visresten (vistand, -bot, -wervel en -schub) aangetroffen. Aanvullend hierop zijn de indicatoren vuursteen, aardewerk, gebroken kwarts, knappersteen, verbrande klei, verbrand bot en verkoolde hazelnootdoppen aangetroffen. Dit maakt dat geconcludeerd kan worden dat er op deze locatie daadwerkelijk een vindplaats aanwezig is. De grootste concentratie van archeologische indicatoren is in de noordoostelijke helft van het onderzoeksgebied aangetroffen, zowel tijdens de onderzoeken in 2004 en 2005 als nu. In de zuidwestelijke helft zijn weliswaar ook indicatoren aangetroffen, maar in beduidend lagere aantallen. Bovendien ligt de top van de kronkelwaard daar duidelijk lager. Daarom wordt de vindplaats begrensd zoals weergegeven in figuur 14. De vindplaats wordt in het noorden en oosten begrensd door de in boring 1, 2 en 3 aangetroffen diepere verlandde geul. Na afloop van de eerste fase van het karterend booronderzoek (boring 1 t/m 55) werd vermoed dat de vindplaats nog wel iets doorloopt in zuidoostelijke richting tot buiten het huidige onderzoeksgebied, maar niet tot aan boring 25, 26 en 27 uit het verkennend onderzoek van Archeomedia, waar namelijk helemaal geen indicatoren in werden aangetroffen (figuur 14). De analyse van de tijdens de uitbreiding genomen monsters heeft het voortschrijdend inzicht opgeleverd dat de vindplaats niet alleen doorloopt tot aan de genoemde boringen van Archeomedia, maar zich veel verder in zuidelijke richting uitstrekt , in ieder geval tot aan de grens van het gebied dat eigendom is van Projectbureau Westergouwe. De zuidelijke grens is ook na de stapsgewijs uitgevoerde uitbreiding van het grid nog niet aangetroffen. Het onderzoek heeft bevestigd dat deelgebied 1 op een stroomgordel ligt. Het betreft de Zuidplas stroomgordel, die actief was vanaf circa 5950 v. Chr. tot circa 5400 v. Chr. (C-14 dateringen uit Cohen & Stouthamer gekalibreerd met behulp van OxCal 4.4). Onderhavig onderzoek heeft duidelijke gemaakt dat vindplaats 1 op oeverafzettingen op een kronkelwaard ligt. In de top van de oeverafzettingen is plaatselijk een laklaag aanwezig. De vindplaats wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door een diepe verlande geul, die mogelijk watervoerend was ten tijde van de menselijke activiteit ter plaatse. Ook na de actieve fase van de stroomgordel kan de locatie nog aantrekkelijk geweest zijn voor bewoning, vanwege de relatief hoge ligging in het landschap. Deze situatie duurt voort tot het moment dat het gebied vernat en overgroeid raakt met veen. Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het onderzoeksgebied archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Er zijn drie hoofdscenario’s om met de aangetoonde archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied om te gaan: (1) behoud in situ (en dus aanpassing van de plannen, (2) vervolgonderzoek en (3) archeologievriendelijk bouwen. Om scenario 1 en 3 goed te kunnen uitvoeren zou het het beste zijn de zuidelijke begrenzing van de vindplaats nader te bepalen. Vervolgens kan dan op grond van zettingsonderzoek worden bepaald hoeveel afstand er gehouden dient te worden (bufferzone) van de vindplaats om de verstoring tot een acceptabel niveau te beperken en dus hoe groot het gebied is waarbinnen de maatregelen getroffen dienen te worden. Het huidige onderzoek heeft vastgesteld dat vindplaats RAAP-GOWR-001 in ieder geval doorloopt tot de grens van het gebied dat in eigendom is van Projectbureau Westergouwe. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen. Daarom wordt aanbevolen om een waarderend onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek dient meer inzicht te geven in de aard, omvang, datering, diepteligging, gaafheid, conservering en waarde van deze archeologische resten. Dit onderzoek dient uit een inventariserend veldonderzoek (waarderende fase) door middel van proefsleuven te bestaan. Met een dergelijk onderzoek kan het beste beeld verkregen worden van de aard, datering, fysieke kwaliteit (behoudenswaardigheid in en ex situ) . Indien het blijkt dat een proefsleuvenonderzoek niet mogelijk, wenselijk of op een veilige manier uit te voeren is dan kan er voor gekozen worden om door middel van dateringen en specialistisch onderzoek zoveel mogelijk informatie over de vindplaats uit de boringen te halen. Hierbij wordt gedacht aan C14-datering van het aangetroffen houtskool en/of het verkoolde riet, C-14 datering van de afdekkende veenlaag en micromorfologisch onderzoek aan de laklaag in de top van de oeverafzettingen van de Zuidplas stroomgordel. Informatie over eventueel aanwezige sporen en structuren worden op deze manier uiteraard niet verkregen, waardoor dit dus een minder volledig beeld van de vindplaats oplevert dan een proefsleuvenonderzoek. Verder kan er gekeken worden naar de mogelijkheden tot archeologievriendelijk bouwen. Deze optie impliceert dat de bouwwerkzaamheden ter plaatse van de behoudenswaardige vindplaats mogelijk worden gemaakt/worden toegestaan, mits er zo veel als mogelijk aan wordt gedaan om de archeologische vindplaats in de ondergrond te behouden voor eventueel nader onderzoek in de toekomst. Elke gemeente bepaalt op basis van haar archeologiebeleid of en onder welke voorwaarden het bouwen op archeologische vindplaatsen toegestaan wordt. De gemeente Gouda heeft in hun archeologiebeleid het document “Criteria Archeologievriendelijk bouwen, gemeente Gouda ” verwerkt. Deze criteria zijn weliswaar toegespitst op de binnenstad van Gouda, maar kunnen vertaald worden naar de situatie binnen het plangebied. Ook in dit scenario is vervorming van de ondergrond door zetting als gevolg van het aanbrengen van de voorbelasting het grootste risico en is zettingsonderzoek door een hiertoe deskundig bedrijf nodig. Een nadere uitwerking van het advies staat in hoofdstuk 5. Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Gouda, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
Datum publicatie
4 december 2023
Citatie
Hemminga, M., 2023, "Plangebied Westergouwe Fase 4 te Gouda, gemeente Gouda", <a href="https://doi.org/10.17026/AR/3ANOZF" target="_blank">https://doi.org/10.17026/AR/3ANOZF</a>, DANS Data Station Archaeology, V2
Auteur
Hemminga, M.
Contactpersoon
Hemminga, M. (RAAP Archeologisch Adviesbureau BV.)
Geometrie
- Collecties
- Archeologische rapporten DANS
Commentaar
Er is bij dit item nog geen commentaar toegevoegd. Ben de eerste die bijdraagt aan dit item!