Instantiation

Naam

Regest 0091/611

Datum

31 juli 1477

Plaats

Tekst

nl Adam de Kraenleide, pastoor van de parochiekerk te Gouda, staat toe aan de Collatiebroeders, dat hun rector of een andere priester van het huis, door hem gemachtigd, de biecht zal horen van de broeders, van de commensalen en van de zieke gasten. Voorts ontvangen zij het recht om aan hen de sacramenten van de H. Eucharistie en van het H. Oliesel uit te reiken, alsook deze sacramenten te bewaren. Zij mogen een kapel met altaren en een kerkhof hebben; zij en andere geschikte priesters zullen het recht hebben daar missen op te dragen en andere officies te houden met klokgelui. Op hun kerkhof zullen overleden broeders, commensalen en gasten begraven mogen worden. In hun kapel zal het woord Gods verkondigd mogen worden op een uur, waarop in de parochiekerk niet wordt gepreekt, en tijdens de collatie zal gecollecteerd mogen worden. De broeders zullen nimmer verplicht worden tot bijwoning van diensten in de parochiekerk of tot deelname aan processies, door de parochiegeestelijken georganiseerd. Zij zullen in hun kerk een offerblok mogen plaatsen tot het inzamelen van aalmoezen.

Bron

SAMH 0091.17 Algemeen, Cartularium van het Collatiehuis, aangelegd ca. 1469 (vóór 1483), bijgehouden tot 25 mei 1528; met aantekeningen, meest van financiële aard, tot ca. 1 november 1543. <ZR>In dat jaar begon Hendrik van Arnhem de kroniek op te stellen, die het laatste gedeelte van het handschrift uitmaakt. Verschillende oorkonden zijn met dezelfde hand geschreven. Achtte A.H.L. Hensen deze overwegeningen niet voldoende om te beslissen, dat wij hier met een autograaf van de genoemde rector van het Collatiehuis te doen hebben (zie zijn inleiding voor de uitgave van de kroniek in Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap, XX, p.3), voortgaand onderzoek doet deze aarzeling overwinnen. In jongere registers (o.a. inv.nr. 53, fol.5) wordt telkens verwezen naar het "Magnum registrum scriptum manu domini Henrici Aernhem, rectoris huius domus". Vergelijking van de aanhalingen brengt dan tot de conclusie, dat hiermede het onderhavige cartularium bedoeld moet zijn. Ook de notitie op fol. 30 van het cartularium, waar van Geertruud, echtgenote van Henricus van den Hage, die blijkens inv.nr. 53, fol. 5, in 1493 stierf, als van een nog levende persoon wordt uitgesproken, wijst er op, dat het handschrift van vroeger dan het begin van 16e eeuw moet dateren, waarop het door Dalm. van Heel (Catalogus van de handschriften, berustende in de Goudse Librye, p. 28) ten onrechte was gesteld. Een andere vraag is, of sommige oorkonden niet reeds vóór 1483 - het jaar, waarin de schrijver zijn kroniek begon - in het cartularium zijn geboekt. Hendrik van Arnhem aanvaardde zijn rectoraat in 1456: registrering van oorkonden tussen 1456 en 1483 is dus heel goed mogelijk

Bladzijde(n)

9-9v resp. 13v-14

Commentaar

nl Publicatie: NAKG VI (1847), p. 102-105
nl Zie voor het transfix: regest nr. 621. Boven de afschriften staat: "Littera pastoris novissima et graciosa."

Commentaar

Er is bij dit item nog geen commentaar toegevoegd. Ben de eerste die bijdraagt aan dit item!

Ik stem ermee in dat mijn bijdragen beschikbaar wordt gemaakt onder een CC BY-SA licentie.