Straten Gouda

Collectie

Objecten

Geavanceerd zoeken
  • Sleedoornsingel
    sleedoorn (wetenschappelijke naam: Prunus spinosa), een plant uit de rozenfamilie. De soort komt van nature voor in Nederland, in loofbossen, bosranden en heggen, zowel op zand- als op kleigrond. Het is een heester die 2 tot 6 m. hoog wordt. De bloei is van maart tot april. Vanaf augustus verschijnen zwarte besvruchten, waarvan jam, vruchtenmoes, vruchtensap, likeur, vruchtenwijn en brandewijn kan worden gemaakt. Sleedoorn wordt ook 'zwarte doorn' genoemd vanwege de 1,5 cm. lange doorns op het einde van de stengels. Door deze doorns is de plant redelijk beschermd tegen de vraat van grote grazers en een geliefde plek voor broedende vogels die het nest veilig weten tegen belagers.
  • Sluisdijk
    de nabijgelegen Julianasluis. Waterstaatkundig maakt de Sluisdijk deel uit van de Schielands Hoge Zeedijk. Voor de grenswijziging in 1964 heette het (noordelijke) Goudse gedeelte Julianasluis en het (zuidelijke) Moordrechtse gedeelte Oosteinde.
  • Sluismeesterslag
    sluismeester (of sluiswachter), de man of vrouw die een schutsluis bedient. Hij bewaakt en bepaalt hoe er geschut wordt en int het eventuele schutgeld.
  • Sneeuwbeslaan
    sneeuwbes (wetenschappelijke naam: Symphoricarpos albus), een sierheester uit de kamperfoeliefamilie. De plant komt van nature voor in Noord-Amerika op vochtige, voedselrijke grond in loofbossen. Sneeuwbes wordt veel aangeplant vanwege haar witte bessen. De struik wordt tot 1,5 m. hoog en vormt uitlopers. De aan de onderkant blauwgroene bladeren zijn 3 tot 7 cm. lang. De sneeuwbes bloeit in juli en augustus met roze bloemen. De vrucht is een witte, 1 tot 1,5 cm. grote bes die saponine bevat, een chemische verbinding die de plant beschermt tegen schimmelgroei, maar bij inwendig gebruik giftig is.
  • Snoystraat
    Reinier Snoy (ook wel Renerus Snoyus) (ca. 1477 - 1537), een Goudse medicus, historicus en theoloog. Snoy werd rond 1477 in Gouda geboren uit een aanzienlijk geslacht. In 1496 schreef hij zich in als student medicijnen en filosofie in Leuven. Hij promoveerde in de medicijnen in Bologna en was de lijfarts van Adolf van Bourgondië, de markies van Veere. Ook in Engeland heeft hij praktijk uitgeoefend. Rond 1506 keerde Snoy terug naar Gouda, waar hij een aanzienlijk persoon werd. In 1515 liet hij zich als stadschirurgijn contracteren, in 1510, 1512 en 1518 werd hij verkozen tot schepen en in 1520 tot tresorier. Daarna maakte hij tot zijn dood deel uit van de vroedschap. Als gezant voor Karel V ging hij in 1513 naar koning Jacobus IV van Schotland en in 1523 naar koning Christiaan II van Denemarken. Snoy was bevriend met Erasmus, van wie hij tegen verschillende mensen heeft gezegd dat hij in Gouda is geboren. Snoy schreef medische, filosofische en theologische werken. Zijn bekendste werk is 'De rebus Bativicis libri XIII' ('Over de Bataafse geschiedenis'), een 13-delige geschiedenis van Holland, vanaf de Bataafse oudheid tot de verkiezing van Karel V als keizer in 1519. Het werk werd pas in 1620 uitgegeven door Jacobus Brassica of Cool (waarvan Snoy een oudoom was).
  • Snuifmolenerf
    snuifmolen, een molen die gebruikt wordt voor het fijnmalen van gedroogde tabaksbladeren om er snuiftabak van te maken. Er staan in Nederland twee snuifmolens: De Lelie en De Ster, beide in de Rotterdamse wijk Kralingen. De molen 'De Water-hond' aan de Schielands Hoge Zeedijk (afgebrand in 1858) schijnt in de 18e eeuw te zijn gebruikt voor het malen van snuif en gerst. In de gemeente Broek c.a. (in 1870 gedeeltelijk opgenomen in de gemeente Gouda) was in de 19e eeuw nog een snuif-molen in bedrijf.
  • Söderblomstraat
    Lars Olof Jonathan (Nathan) Söderblom (1866 - 1921), een Zweedse theoloog en leider van de oecumenische beweging. Söderblom werd in 1893 gewijd tot priester. Van 1912 tot 1914 werkte hij als hoogleraar theologie aan de Universiteit van Leip-zig. Hij stopte met dit werk omdat hij werd gekozen als aartsbisschop van Uppsala. In de jaren twintig van de 20e eeuw leidde Söderblom de Christelijke Leven en Werk-beweging. Daarmee is hij één van de hoofdoprichters van de oecumenische beweging. In 1930 ontving hij de Nobelprijs voor de Vrede.
  • Solingenstraat
    Solingen, één van de drie partner- of jumelagesteden waarmee Gouda vriendschappelijke contacten onderhoudt. Solingen ligt in de Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen, ten noorden van Keulen, in het zuiden van het Ruhrgebied aan de Wup-per. De stad, die op 1 januari 2013 ruim 158.000 inwoners telde, staat bekend vanwege de metaalindustrie, vooral kleinmetaal zoals messen en scharen. De stedenband met Gouda dateert van 1957. In het verleden waren Gouda en Solingen concurrenten van elkaar (zie Messenmakerssteegje).
  • Sonatepad
    sonate, een muziekstuk voor één of twee instrumenten, ontstaan als tegenstelling tot de cantate (gezongen muziek) toen na 1600 de instrumentale muziek opkwam. De klassieke sonate is een compositie in drie (soms vier) delen die in karakter en tempo met elkaar contrasteren. De opbouw is: expositie - doorwerking - reprise, als een verhaal met een opening, een uitwerking en een recapitulerend slot. Beroemde componisten van sonates zijn Beethoven, Chopin, Haydn, Liszt en Mozart. Veel voorkomend zijn orgel-, piano-, viool- en cellosonates.
  • Sophiastraat
    Sophia van der Goude (ca. 1265 - 1305), erfdochter en stadsvrouwe van Gouda. Sophia, dochter van Dirk van der Goude, zal op jonge leeftijd haar ouders hebben verloren, want zij werd opgevoed door Nicolaas van Cats. Het was de bedoeling dat zij zou huwen met één van zijn twee zonen, maar Johannes van Cats (met wie zij verloofd was) overleed voor het tot een huwelijk kwam en Nicolaas jr. was al met een andere vrouw getrouwd. Sophia huwde vóór of in 1282 Jan van Renesse. In 1285 vroegen en kregen de echtelieden van de paus bekrachtiging van hun huwelijk, kennelijk omdat er bezwaar tegen was aangetekend vanwege verwantschap van Jan van Renesse aan Nicolaas van Cats jr. Uit het huwelijk is een dochter bekend: Margriet. Over Sophia is weinig bekend; haar naam komt slechts voor in enkele oorkonden uit de jaren 1282 - 1296 (onder andere dat zij in 1282 wordt beschouwd als rechthebbende op de stadsvrijheid van Gouda). In verhalende bronnen komt haar naam niet voor.
  • Sparreweg
    sparre(n)hout, beter bekend als vurenhout of vuren, het hout van de fijnspar. In Nederland is vuren de meest gebruikte houtsoort. Het is makkelijk te bewerken en relatief goedkoop maar niet echt duurzaam omdat het slecht tegen vocht kan. Vuren wordt vooral gebruikt in de bouw; het is een veel verkocht artikel in doe-het-zelf bouwmarkten. Spar (wetenschappelijke naam: Picea) is een naaldbomengeslacht uit de dennenfamilie. Er zijn ongeveer 40 soorten, die voorkomen op het noordelijk halfrond. De in Nederland meest aangeplante soort is de fijnspar, die 40 m. hoog en 100 tot 150 jaar oud kan worden. De fijnspar wordt veel als kerstboom gebruikt; duurdere kerstbomen zijn de blauwspar en de Nordmann-spar.
  • Speelmoleneiland
    de speelattributen ter plaatse. Een speelmolen is ook de algemene benaming voor een miniatuurmolen zoals het model van molen 't Slot dat tot 2010 op de hoek van de Vredebest en de Noothoven van Goorstraat stond.
  • Speenkruidstraat
    gewoon speenkruid (wetenschappelijke naam: Ranunculus ficaria), een plantensoort uit de ranonkelfamilie. De plant komt algemeen voor op vochtige gronden, langs natte bosranden en slootkanten in Europa, de Kaukasus, West-Siberië en Midden-Azië. De plant wordt tot 30 cm. hoog en bloeit van maart tot mei. Na de bloei sterft het bovengrondse deel van de plant af, de ondergrondse knolletjes van enkele millimeters lengte blijven in leven. De bladeren van gewoon speenkruid bevatten veel vitamine C en werden vroeger gebruikt tegen scheurbuik. De wortel werd gebruikt tegen aambeien. De naam 'speenkruid' is volgens sommigen afgeleid van de vorm van de knollen, die op kleine speentjes lijken; volgens anderen is de naam afgeleid van de toepassing tegen aambeien, oftewel speen.
  • Spinnerijpad
    de Koninklijke Goudsche Machinale Garenspinnerij die hier van 1861 tot 1981 was gevestigd. Een spinnerij is een bedrijf waar losse vezels worden ineengedraaid tot een draad. Losse vezels van wol, vlas en katoen zijn nog niet geschikt om mee te weven, te naaien, te breien of te haken. Ze moeten eerst tot bruikbare draden worden ver-werkt. De eerste stap is het kaarden: het verwijderen van vuil en het in één richting leggen van de vezels. De tweede stap is het spinnen: het in elkaar draaien van losse vezels waardoor een langere en sterkere draad ontstaat. Dit gebeurde vroeger met een spintol of een spinnewiel. De spinmachine is in de tweede helft van de 18e eeuw uitgevonden. Andere stappen in het productieproces zijn het twijnen (zie Twijnstraat) en het verven van draden.
  • Spoorlaan
    de ligging van de laan bij de spoorlijn Gouda - Utrecht.
  • Sporkenhoutlaan
    sporke(n)hout (wetenschappelijke naam: Rhamnus frangula), een plant uit de wege-doornfamilie. Het is een tot 6 m. hoge bladverliezende heester of kleine boom, die voorkomt in loofbossen en langs sloten en moerassen in Europa, West- en Centraal-Azië en Noord-Afrika. In Nederland is ze te vinden in het oosten en zuiden en in de duinen. De plant bloeit de hele zomer en draagt rode bessen die later zwart worden. De naam sporkehout ('sprokkelhout') wijst op de gemakkelijk brekende twijgen. De bijnaam 'vuilboom' heeft te maken met de rottinggeur van de schors en de vuile handen die men krijgt, wanneer men met het hout van deze boom te maken heeft. De naam kan ook te maken hebben met de oude toepassing als laxeermiddel. Vroeger dacht men door takken van het sporkehout in deur- of raamkozijn te hangen, boze geesten en tovenarijen te verdrijven. Door een circel te maken van de splinters van het hout en daarin te dansen, zou een elf verschijnen.
  • Sportlaan
    de ligging van de laan bij de sportvelden en de (inmiddels afgebroken) sporthal in de omgeving.
  • Stadhouderslaan
    de stadhouders uit het Huis van Oranje-Nassau. Stadhouder was de titel van de belangrijkste functionaris binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het woord stadhouder betekent 'plaatsvervanger': oorspronkelijk was de stadhouder een edelman die namens de landsheer bij diens afwezigheid in één of meerdere gewesten tijdelijk het gezag uitoefende. Toen Filips II in 1581 door de Staten-Generaal der Nederlanden werd afgezet als heerser was er geen erkende landsheer meer en kon er ook geen sprake meer zijn van plaatsvervanger. Toch bleef de functie van stadhouder gehandhaafd, maar dan in dienst van de Staten-Generaal. In de praktijk trok de stadhouder, die ook legeraanvoerder was, veel macht naar zich toe.
  • Stadspolderstraat
    de voormalige Slagh of Groote en Kleine Stadspolder in de gemeenten Leiden en Leiderdorp. Wanneer de polder is gesticht, is niet bekend, maar hij moet al vroeg in de 17e eeuw hebben bestaan. De naam Stadspolder dankt hij aan de bemaling door de 'Stadts mole' van Leiden, die kort na 1608 is gesticht voor de verversing van de stadsgrachten. De polder is in tweeën gesneden door de in 1608 aangelegde Stadsvuilsloot. Hier komt de poldernaam Grote en Kleine Stadspolder vandaan. Aan het einde van de 17e eeuw werd de benaming Slagh- of Grote en Kleine Stadspolder gebruikelijk. Als gevolg van de stadsuitbreidingen in de 20e eeuw kwam de gehele polder binnen Leiden te liggen. In de jaren zestig is besloten tot algehele ontpoldering en in 1968 is de Stadspolder opgeheven.
  • Stanleylaan
    sir Henry Morton Stanley (1841 - 1904), een Welsh-Amerikaanse journalist en ontdekkingsreiziger. Geboren als John Rowlands, vertrok hij op zijn 17e als scheepsjongen naar de Verenigde Staten, waar hij terecht kwam in de Amerikaanse Burgeroorlog. Na de oorlog werd hij journalist in New York. Hij kreeg van de New York Herald de opdracht om in Oost-Afrika op zoek te gaan naar de Britse ontdekkingsreiziger David Livingstone, die hij in november 1871 vond bij het Tanganyikameer. Daarna maakte Stanley nog drie grote Afrikareizen, waarbij hij onder andere de loop van de Congorivier vaststelde, de Semlikirivier ontdekte en een aandeel had in de stichting van de staat Congo en het Britse Oost-Afrika-protectoraat (tegenwoordig Kenia). In 1890 vestigde Stanley zich in Engeland, waar hij in 1895 tot lid van het parlement werd gekozen.