-
Larixweg
larixhout, een duurzame, watervaste en sterke houtsoort die onder andere wordt gebruikt voor omheiningen, als bouwhout (zowel binnen als buiten) en voor scheepsrompen. Om het fraaie uiterlijk wordt het ook in de meubelindustrie toegepast. Lariks of lork (wetenschappelijke naam: Larix) is een naaldbomengeslacht uit de dennenfamilie. Lariks komt voor in de koelere gematigde streken op het noordelijk halfrond. De in de Nederlandse bossen voorkomende lariks is meestal een kruising van de Europese lariks met de Japanse lariks. De bomen worden zo'n 15 tot 30 m. hoog en verliezen in de winter hun naalden.
-
Lavendelgaarde
lavendel (wetenschappelijke naam: Lavandula), een struik uit de lipbloemenfamilie. De struik wordt maximaal 1 m. hoog en 50 cm. breed en bloeit tussen augustus en oktober met paarse geurende bloemen. Lavendel wordt gekweekt om de lavendelolie die gewonnen wordt uit de bloemen. Deze olie wordt als geurstof gebruikt in cosmetica, zoals zeep en parfum. Daarnaast worden de lavendelbloemen in pot-pourries verwerkt. Vooral de Franse Provence staat bekend om de lavendelteelt. In Nederland komt lavendel niet van nature voor.
-
Leenmanslag
leenman, een persoon die een gebied in beheer ontving van de vorst (de leenheer), waar een verplichting tot trouw, bijstand en het betalen van schattingen tegenover stond. De maatschappelijke orde waarin dit plaatsvond werd het leenstelsel of feodalisme genoemd. Een leen kon weer in onderleen worden uitgegeven; de oorspronkelijke leenman werd dan op zijn beurt leenheer. Met het einde van de middeleeuwen kwam ook een einde aan het feodalisme, ook al werden formeel de feodale rechten pas afgeschaft onder invloed van de Franse Revolutie en de daaropvolgende Franse bezetting.
-
Leeuwenburg
het landgoed 'Leeuwenbergh', in de gemeente Voorburg-Leidschendam, een lusthof die rond 1640 eigendom was van de Haagse notaris Lenaert Kettingh. De tuin was bekend vanwege de beelden waarmee deze was versierd en de Chinese tempel die er in de 18e eeuw stond. In 1797 kwam het landgoed in het bezit van J. Viruly uit Rotterdam. In 1918 is het verkocht aan J.P. Leeuwenburg, die het in 1925 overdeed aan mej. E.M. Dorrepaal uit Rotterdam. Zij liet er een verdieping op zetten en het inrichten als herstellingsoord. Op het achterste gedeelte van het oorspronkelijke terrein verrees de woonwijk 'Park Leeuwenbergh'. Het parkgedeelte direct achter het huis bleef bewaard; het voormalige landgoed fungeert tegenwoordig onder de naam Dorrepaal als activiteitencentrum voor verstandelijk gehandicapten.
-
Leeuwerikstraat
leeuwerik (wetenschappelijke naam: Alaudidae), een vogel uit de orde van zangvogels. De leeuwerik leeft op akkers en weiden, steppen en in woestijnen en komt overal op aarde voor. De leeuwerik leeft vooral op de grond, waar hij door zijn aardekleurig verenpak nauwelijks opvalt. Leeuweriken krijgen tweemaal per jaar jongen. Het nest wordt gemaakt in een kuiltje in de grond. Leeuweriken trekken in oktober naar warmere landen. Vanaf februari keren ze weer terug. Een in Nederland bekende soort is de veldleeuwerik, die broedt in het polderland. De vogel bakent zijn territorium af door in de lucht te zingen en vervolgens in stilte weer te dalen.
-
Lekkenburg
de Leckenborch, een versterkte grenspost van de graaf van Holland onder Waddinxveen, op de grens van het wereldlijk gebied van de bisschop van Utrecht. De sterkte wordt vermeld in een oorkonde van 1321 en heeft gestaan op het punt waar de voormalige Moordse Veenweg de Gouwe bereikte, tussen de Grote en de Kleine Nes, nabij de plas Het Weegje. Er is een theorie die een 'Lekkenburg' drie eeuwen eerder dateert. Graaf Dirk III van Holland hief in 1018 tol bij Vlaardingen. Op verzoek van de bisschop van Utrecht stuurde de Duitse keizer een leger naar Vlaardingen, dat daar is verslagen. De bisschop, die een reactie van Dirk III in zijn richting verwachtte, vroeg graaf Dirk Bode van Bodegraven om met sterktes een mogelijke Hollandse aanval te stoppen. Graaf Dirk Bode legde daarop een aantal sterktes aan: Swadenburg, Middelburg en Randenburg. Een sterkte bij Gouda (Lekkenburg?) zou een logische sluitpost zijn van sterktes tussen de Oude Rijn en de Hollandsche IJssel.
-
Leliepad
lelie (wetenschappelijke naam: Lilium), een geslacht van bolgewassen. Het geslacht lelie telt ongeveer honderd soorten. De meeste zijn inheems in Noord-Amerika, delen van China en Europees Azië. Kwekers in binnen- en buitenland legden zich toe op de cultuur van de lelie. Vooral in Amerika zijn veel nieuwe variëteiten ontstaan. Lelies zijn in vele kleuren verkrijgbaar: wit, roze, geel, oranje, rood met strepen en stippels. De bloemgrootte loopt uiteen van 7 tot 25 cm. Lelies kunnen maximaal 1 m. hoog worden en bloeien in mei.
-
Lepelaerstraat
Arent Lepelaer (1640 - 1732), een Goudse schilder en glazenier. Hij is het meest bekend van zijn tekeningen van de gebrandschilderde ramen van de Sint-Janskerk. Om eventueel reparaties aan de glazen te kunnen uitvoeren, bewaarde het kerkbestuur de werktekeningen van de glazen, de zogenaamde cartons. Omdat in bijna alle ontwerptekeningen de kleuraanduidingen ontbraken, kreeg Lepelaer opdracht om alle glazen in kleur op perkament af te beelden. Tussen 1688 en 1700 maakte hij 23 tekeningen in prachtige kleuren. Lepelaer maakte ook het wapen van Cincq boven de poort van het gelijknamige Hofje aan de Nieuwehaven.
-
Lethmaetstraat
dr. Herman Lethmaet (1492 - 1555), een in Gouda geboren theoloog en vriend van Erasmus. Lethmaet studeerde theologie aan de Sorbonne in Parijs, waar hij cum laude promoveerde. In Utrecht werd hij eerst kanunnik, later deken van het Kapittel van Sint Marie. Weer later werd hij vicaris-generaal van de bisschop van Utrecht. Lethmaet was een zeergeleerd man en net als Erasmus een vijand van alle kettervervolging. Hij was overtuigd van de noodzaak van hervormingen binnen de katholieke kerk, maar anders dan Erasmus hechtte hij veel meer belang aan de kerkelijke hiërarchie en traditie. Bij zijn overlijden liet hij een grote som geld na aan zijn geboortestad voor het laten plaatsen van een gebrandschilderd glas in de Sint-Janskerk. Dat is glas 11, waarop niet alleen de erflater maar ook zijn vier erfgenamen staan afgebeeld.
-
Ligusterlaan
wilde liguster (wetenschappelijke naam: Ligustrum vulgare), een heester uit de olijf-familie. De plant is inheems in Nederland en komt vooral voor in de duinen. De wilde liguster is een snelle groeier die in de winter afhankelijk van de temperatuur zijn bladeren behoudt. Omdat de plant ook goed tegen snoeien kan, is deze veel in gebruik als heg. De liguster kan ongesnoeid een hoogte bereiken van ongeveer 5 m. en bloeit vanaf juni tot en met augustus met crème witte geurende pluimvormige bloemen. Na de bloei vormt de liguster zwarte besjes die voor de mens giftig zijn.
-
Lijsterbesstraat
de plantengroei in het voormalige Goudse Bos. De lijsterbes (wetenschappelijke naam: Sorbus) is een geslacht van bomen en heesters uit de rozenfamilie. Het geslacht komt van nature voor op het noordelijk halfrond, vooral in Europa en Azië. Veel soorten uit dit geslacht worden aangeplant als sierboom. De lijsterbes wordt tot 20 m. hoog en bloeit in mei in brede witte bloementuilen. Vanaf augustus draagt hij oranjerode bessen, die rijk zijn aan vitamine C en vroeger werden gebruikt in de volksgeneeskunde, bijvoorbeeld als bloedreinigend middel en als middel bij maag- of spijsverteringsproblemen. Er zijn meer dan 100 soorten lijsterbessen. In Nederland is alleen de wilde lijsterbes ingeburgerd, in bossen en moerassen.
-
Lindelaan
linde(n)hout, een zachte houtsoort die zich goed leent voor muziekinstrumenten, houtsnijwerk, draaiwerk, speelgoed, keukengerei en andere huishoudelijke artikelen. Linde (wetenschappelijke naam: Tilia) is een geslacht van bomen uit de kaasjeskruidfamilie. De ongeveer 25 soorten van dit geslacht komen voor op het noordelijk halfrond in Europa, Noord-Amerika en Azië. In Nederland zijn er twee inheemse soorten, de winterlinde of kleinbladige linde en de zomerlinde of grootbla-dige linde, en een kruising tussen beide, de Hollandse linde. De linde kan, afhankelijk van de variëteit, 15 tot 30 m. hoog worden en bloeit in juni. Linden kunnen een hoge leeftijd bereiken, maar door het zachte hout dat gemakkelijk rot worden oudere linden vrijwel altijd hol.
-
Lisplantsoen
gele lis (wetenschappelijke naam: Iris pseudacorus), een plant uit de lissenfamilie. De plant komt in bijna heel Europa voor. In Nederland groeit zij langs sloten en andere ondiepe waterwegen en in moerassen. Doordat de gele lis veel voedingsstoffen uit het water opneemt, kan ze bijdragen aan een schone samenstelling van het water. De plant wordt 80 tot 100 cm. hoog en bloeit in mei en juni met gele bloemen.
-
Livingstonehof
zie Livingstonelaan.
-
Livingstonelaan
David Livingstone (1813 - 1873), een Schotse zendeling en ontdekkingsreiziger. Livingstone studeerde medicijnen en volgde theologiecolleges in Glasgow. In 1840 werd hij uitgezonden naar zuidelijk Afrika. Hij ontdekte onder andere de bronnen van de Zambesi, het Victoriameer en de Victoriawatervallen en was de eerste die van west naar oost dwars door Afrika trok. Zijn zoektocht naar de bron van de Nijl leverde echter geen resultaat op. De gruwelen van de slavenhandel raakten hem diep tijdens zijn ontdekkingstochten en hij ontpopte zich tot één van de vurigste pleitbezorgers voor de afschaffing van de slavernij. Na zijn overlijden is Livingstones hart begraven in Afrika; zijn lichaam is begraven in de Westminster Abbey in Londen.
-
Loevestein
slot Loevestein, een kasteel ten noordwesten van het dorp Poederoijen (gemeente Zaltbommel). Loevestein is tussen 1361 en 1371 gebouwd door Dirk Loef van Horne, heer van Altena, en kwam in 1372 in handen van de graaf van Holland. Het ligt op een strategisch gelegen landtong, op de plaats waar de rivieren de Maas en de Waal zich verenigen tot de Boven-Merwede. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten was Loevestein een gevangenis voor tegenstanders van Jacoba van Beieren. Ook tijdens de Republiek was Loevestein een staatsgevangenis (onder andere voor Hugo de Groot, die eruit ontsnapte in een boekenkist). Vanaf de 17e eeuw maakte de vesting Loevestein met het slot deel uit van de Oude en later de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het slot is tegenwoordig een rijksmuseum.
-
Lutulistraat
Albert John Lutuli (Luthuli) (1898 - 1967), een Zuid-Afrikaanse pacifist en politiek leider. Lutuli was dominee binnen de methodistische Kerk. In 1935 werd hij stamhoofd (Chief) van een Zoeloe-stam. In 1946 sloot hij zich aan bij het African National Congress (ANC) en bepleitte hij gelijke rechten voor de zwarte bevolking in Zuid-Afrika. Daarbij koos hij voor een geweldloze weg. In 1952 is Lutuli door de overheid als Chief van de Zoeloes ontslagen. Kort daarop werd hij president van het ANC. Hij verwierf een groot gezag onder zowel de zwarte als blanke bevolking. De Zuid-Afrikaanse regering legde hem meerdere malen een spreekverbod op, maar dit belette hem niet zijn werk voort te zetten. In 1960 ontving hij de Nobelprijs voor de Vrede. Een jaar later verscheen zijn autobiografie: 'Let my people go'. Hij stierf als gevolg van een treinongeluk.
-
Madeliefstraat
madeliefje (wetenschappelijke naam: Bellis perennis), een kleine overblijvende plant uit de composietenfamilie. De soort komt van oorsprong alleen voor in Europa en Zuidwest-Azië, maar heeft zich ook in andere delen van de wereld verspreid, zoals Noord- en Zuid-Amerika. Het madeliefje groeit in grasvelden, bermen en in de weiden en wordt tot 15 cm. hoog. Het madeliefje bloeit bijna het hele jaar door, vooral in de periode april - september. Het heeft een hart van gele vruchtbare buisbloempjes, omringd door een krans van witte onvruchtbare lintbloempjes die de bloem in zijn geheel beter laten opvallen voor de insecten.
-
Madrigaalhof
madrigaal, een meerstemmige vocale compositie op niet-religieuze tekst en de wereldlijke tegenhanger van het motet (zie Motetstraat). Het madrigaal is ontstaan in Italië. Het genre was zeer populair bij de hoogste maatschappelijke klasse in de 16e en het begin van de 17e eeuw, als een vier tot zes stemmige compositie, waarbij elke partij bedoeld was voor één zanger. Madrigalen waren ernstig en verheven van toon, maar ook teksten over liefde en liefdesverdriet waren zeer in trek. Door de opkomst van de grootser opgezette opera na 1600 raakte het madrigaal, dat bescheidener van uitwerking was, in onbruik. Een belangrijke componist van madrigalen was Claudio Monteverdi (1576 - 1643). Een Nederlandse componist die madrigalen schreef was Jan Pieterszoon Sweelinck.
-
Maerlantburg