Regesten uit het Archief van de stad Gouda

Collectie

Objecten

Geavanceerd zoeken
  • Regest 0001/201
    Raadslieden van het Hof van Holland oorkonden dat Phillips Willemsz en Jan Heynricxz om een einde te maken aan hun geschil betreffende het bezit van het klerkambacht van Gouda een schikking hebben getroffen, waarbij Jan Heynricxz tegen betaling van 21 £ per jaar aan Phillips Willemsz het genot van het klerkambacht zal hebben.
  • Regest 0001/202
    Vicedeken en kapittel van de kerk van Oudemunster te Utrecht verklaren aan de stad Gouda tot een erfleen gegeven te hebben de heerlijkheid Stein met het hoge en lage gerecht, de cijns en de broektienden.
  • Regest 0001/203
    Maximiliaan en Maria, hertogen van Oostenrijk, geven de stad Gouda toestemming om lijfrenten tot een bedrag van 400 £ Vlaams per jaar te verkopen, hetzij op één leven tot de penning 8, hetzij op twee levens tot de penning 10, of een dienovereenkomstig bedrag aan losrenten tegen de penning 15.
  • Regest 0001/204
    Maximiliaan en Maria, hertogen van Oostenrijk, vernieuwen de schutterij(en) van GoudA.
  • Regest 0001/205
    Maximiliaan en Maria, aartshertogen van Oostenrijk, revalideren het privilege betreffende de veertig, door Maria voornoemd op 23 maart 1477 gegeven, dat met een privilege van Philips van Bourgondië betreffende de benoeming der veertig door Godevaert Clay en zijn trawanten was verscheurd.
  • Regest 0001/206
    Maximiliaan en Maria, hertogen van Oostenrijk, geven de stad Gouda toestemming om lijfrenten ten bedrage van 600 £ Vlaams per jaar te verkopen.
  • Regest 0001/207
    Jan van Cats, ridder, erkent van de stad Gouda 2400 Bourgondische guldens met het St. Andrieskruis te hebben ontvangen, waardoor hij in staat is gesteld het ambt van kastelein en kapitein van de stad en het slot van Gouda te verwerven. Hij belooft, dat hij, wanneer hij een stedehouder zal aanstellen, dit in overleg met het stadsbestuur te zullen doen.
  • Regest 0001/208
    Burgemeesters, schepenen en raad regelen de vaststelling en de inning van de omslagen in het land van Stein, en het afleggen van rekening en verantwoording door schout en heemraden, alsmede de betaling van de smaltienden en korentienden.
  • Regest 0001/209
    Lucas van Teylingen, auditeur in de Rekenkamer van Holland, verklaart dat de hofmeester Pieter Lanchals en een gecommitteerde van de domeinen en financiën op advies van de rentmeester-generaal van Holland Jan van Essche en de rentmeester van Gouda Aert Gerytsz aan de burgemeesters van Gouda voor 6 jaren het recht van de waag en de makelaardij verpacht hebben, voor resp. 26 en 30 £ van 40 groten Vlaams per jaar, ingaande Allerheiligen voor het recht van makelaardij, en nieuwjaarsdag voor het recht van de waag.
  • Regest 0001/210
    Lucas van Teylingen, auditeur in de Rekenkamer van Holland, verklaart dat de hofmeester heer Pieter Lanchals op advies van de rentmeester van Gouda Aernt Gerytsz met de burgemeesters van die stad is overeengekomen dat zij een waaghuis zullen doen maken, met daarboven een gevangenis voor de poorters die wegens schulden of andere kleine zaken gevangen zijn, onder voorwaarde dat indien na afloop van de pacht deze niet gecontinueerd wordt, het gebouw door de graaf zal worden overgenomen voor een prijs door arbiters te bepalen.
  • Regest 0001/211
    Maximiliaan en Philips, aartshertogen van Oostenrijk, breiden de jurisdictie van Gouda uit tot een kwart mijl gaans buiten de stad, met bepaling dat in dit gebied stedelijke accijnzen en andere belastingen mogen worden geheven.
  • Regest 0001/212
    De ontvanger-generaal van aartshertog Maximiliaan verklaart van de stad Gouda 600 £ van 40 groten als betaling voor het privilege van 28 juni 1484 (zie inv.nr. 380) ontvangen te hebben.
  • Regest 0001/213
    Deken en kapittel van de kerk van Oudmunster te Utrecht geven in hun hoedanigheid van heren van Stein bepalingen met betrekking tot de onderhuur van land, de hofvaart naar Woerden en de instelling van een weeskamer.
  • Regest 0001/214
    Schout, burgemeesters, schepenen en raad verklaren dat van oudsher de gearresteerde poorters van Gouda en Delft naar hun eigen gerecht worden geremitteerd, en dat hetgeen ten tijde van Govert Claey, Kerstant Hermansz en hun gezellen is geschied hieraan niets zal veranderen.
  • Regest 0001/215
    Schout, burgemeesters en schepenen van Leiden erkennen de ontvangst van een verklaring van schout, burgemeesters, schepenen en raad van 31 maart 1485 (Regest nr. 214) en beloven dat deze verklaring niet ten nadele van Gouda zal strekken.
  • Regest 0001/216
    Geryt Jacopsz, Dirck Roelofsz en Pieter Gerytsz oorkonden dat zij een stuk veenland op het hoge veen van Benthuizen naast hun land gekocht hebben onder voorwaarde dat in de landscheiding een stuk langs het genoemde land, 1 stap breed, eigendom van Cornelis van Dorp en zijn nakomelingen, zal blijven.
  • Regest 0001/217
    Raes van Blois en Trelon oorkondt dat hij de landrente van de Nieuwenbroek en van Kalverenbroek heeft verminderd voor een periode van 10 jaren, ingaande 1486, tot één stoter per morgen, waartegenover de ingelanden hem hebben vrijgesteld van sluisof bruggeld behalve van zijn land.
  • Regest 0001/218
    Zweer van Brakel, kastelein en baljuw van Schoonhoven, het land van Haastrecht en Blois oorkondt dat door zijn toedoen de ingelanden van Gouda, Oudewater en Haastrecht in Bonrepas, Vlist en Hoog Billick met de stad Schoonhoven c.s. zijn overeengekomen dat zij hun aandeel in de kosten van aanleg van de boezem bij Haastrecht ineens mogen betalen, zonder hun rechten te derven, en dat de ingelanden van Gouda zich mogen laten vertegenwoordigen bij het afhoren van de jaarlijkse rekening.
  • Regest 0001/219
    Maximiliaan, Rooms koning, en Philips, aartshertog van Oostenrijk, oorkonden dat heer Cornelis van Dorp, ridder, ten overstaan van stadhouder, raad en leenmannen van Holland hen met halm, hand en mond heeft opgedragen de hoge en lage heerlijkheid van Benthuizen, ten behoeve van ridder Cornelis Cruesinc, houtvester van Holland, en dat zij laatstgenoemde hiermede belenen.
  • Regest 0001/220
    Cornelis van Dorp, ridder, verklaart verkocht te hebben aan Cornelis Cruesinck, heer van Benthuizen, het houtland genaamd Witkynstuin, gelegen onder Benthuizen, alsmede een stuk veenland, 4 voeten breed, langs de landscheiding van Hazerswoude, lopende over de Oostvaart 3 of 4 roeden.