-
Regest 0001/181
Hertog Karel de Stoute geeft de stad Gouda het recht om de losrenten ten bedrage van 1000 Philippus Bourgondische schilden per jaar, losbaar de penning 16, die de stad ten laste van het land verkocht heeft, te verhalen op de opbrengst van de sluis- en de hopaccijns te Gouda.
-
Regest 0001/182
Hertog Karel de Stoute belooft de gedeputeerden van Holland en Friesland dat hij deze en de andere landen van herwaarts over gedurende de komende 6 jaren niet meer zal vragen dan de beloofde bede van 500.000 kronen.
-
Regest 0001/183
Burgemeesters, schepenen en raad van Delft en burgemeesters, schepenen en raad oorkonden dat zij zijn overeengekomen om elkaars poorters vrij te stellen van het recht van exue en hen ook in andere opzichten te behandelen als poorters.
-
Regest 0001/184
Gherit van Blois en zijn oudste zoon Adriaen verklaren dat zij de stad Gouda het veer aldaar erfelijk verpacht hebben voor 120 gouden leeuwen per jaar, geheel of gedeeltelijk losbaar tegen de penning 20.
-
Regest 0001/185
Jonge Lap, baljuw en schout van Weesp en Weesperkarspel, verklaart jegens de burgemeesters en schepenen van Gouda dat hij de stukken inzake de vordering van Symon Aelbrechtsz op Gijs Cuper aan Jan Meez Grijs ter hand heeft gesteld nadat hem gebleken was, dat het restant van de vordering was voldaan met 3 halve stukken laken.
-
Regest 0001/186
Hertogin Maria van Bourgondië geeft Jan Heynricxz, dienaar van de heer van de Gruythuyse, het klerkambacht van Gouda.
-
Regest 0001/187
Hertogin Maria van Bourgondië, overwegende, dat haar grootvader Philips een kiescollege van 40 personen had ingesteld dat belast was met de voordracht van burgemeesters en schepenen, en dat haar vader Karel dit privilege had ingetrokken, herstelt het college van de veertig, geeft hem het recht van coöptatie, bepaalt dat voortaan 4 burgemeesters zullen worden benoemd, en dat de veertig met de vroedschap zal vergaderen.
-
Regest 0001/188
De stadsbesturen van Dordrecht en Gouda verklaren voor de tijd van tien jaren te zijn overeengekomen, dat de poorters van Gouda de stapelgoederen die de IJssel op naar Gouda worden gebracht met eigen schepen mogen vervoeren. Rijnse wijnen daarentegen zullen zij uit Dordrecht moeten betrekken.
-
Regest 0001/189
Burgemeesters en gerecht van de stad Woerden certificeren dat Heinric Aelbrechtsz, Jacob Roemerz. en Dirc Pieter Mertz. getuigd hebben dat indertijd Dirc Sonderdanck en Herry Devers, die beiden aanspraak maakten op het klerkambacht van Gouda, een schikking hebben getroffen waarbij Dirc voornoemd tegen betaling zijn aanspraken aan Herry voornoemd heeft afgestaan.
-
Regest 0001/190
Jan Woutersz, heer van Stein, burgemeesters van Gouda en de schout van Stein Folpert Feysz oorkonden dat de eigenaars en pachters van het land van Stein bij meerderheid van stemmen besloten hebben een watermolen te stichten en de bouw en het onderhoud van de molen en de kaden geregeld hebben.
-
Regest 0001/191
De rector van het huis van de collatiebroeders van S. Paulus geeft een vidimus van de oorkonde van 13 juni 1428. (inv.nr. 0001. 365.)
-
Regest 0001/192
Maximiliaan, hertog van Oostenrijk, bevestigt als voogd van zijn vrouw alle handvesten die haar voorvaderen en zijzelf aan de stad Gouda gegeven hebben.
-
Regest 0001/193
Maximiliaan en Maria, hertogen van Oostenrijk, vergeven de poorters en inwoners van de stad Gouda de ongeregeldheden die hebben plaatsgehad in 1477 na het overlijden van hertog Karel van Bourgondië, behoudens dat de berechting van moord en leemten voorbehouden blijft aan de procureur-generaal.
-
Regest 0001/194
Schout en heemraden in het land van Stein oorkonden dat zij van Geryt Evertsz een viertel land in het land van Stein (W = het land van Jan die Jonge Claesz en Florys Jacobsz, O = de weeskinderen van Jan van Leeuwen), gekocht hebben voor een rente van Æ 12,-- per jaar losbaar tegen de penning 24, om daarop een watermolen te plaatsen.
-
Regest 0001/195
Maximiliaen en Maria, hertogen van Oestenrijck, geven de stad Gouda het recht om de losrenten ten bedrage van 480 £ van 40 groten Vlaams, losbaar tegen de penning 16, die de stad ten laste van het land, wegens de oorlog met Frankrijk, verkocht heeft, te verhalen op de opbrengst van de hopaccijns te Gouda.
-
Regest 0001/196
Maximiliaan en Maria, hertogen van Oostenrijk, stellen Engelbrecht, graaf van Nassau, aan tot kastelein en kapitein van de stad en het slot van Gouda op een wedde van 230 £ van 40 groten Vlaams per jaar en de emolumenten tot het ambt behorende, waaronder de visserij in de zijl bij het slot, en met een toelag van 52 nobels van 46 stuivers per jaar uit de opbrengst van het lus geeft schoutambacht van Gouda. Zij erkennen hiervoor van Engelbrecht voornoemd geleend te hebben 2400 Bourgondische guldens met het St. Andrieskruis en beloven hem en zijn erfgenamen in het bezit van het kapiteinschap en kasteleinschap te laten zolang deze schuld niet is afgelost. Zij dragen hem op om een inventaris van de artillerie en het huisraad in het slot op te maken en daarvan een exemplaar aan de Rekenkamer te geven.
-
Regest 0001/197
Schepenen oorkonden dat Jacob Jacobsz bij een panding gewonnen heeft een rente van 22 schellingen en 4 penningen Hollands per jaar op het huis van Kosijn Geerlofsz in de Matgen Dapperssteeg (W = Gerrit Jansz, O = Jacob Gerritsz).
-
Regest 0001/198
Maximiliaan en Maria, hertogen van Oestenrijk, overwegende dat de stad Gouda in gebreke is gebleven namens de stad een sterfman voor de Haastrechtse brug aan te wijzen, verlenen alsnog de sterfman Wouter Jansz, poorter van Gouda, het leen van de brug en het veer te Haastrecht.
-
Regest 0001/199
Maximiliaan en Maria, hertogen van Oostenrijk, verlenen Wouter het veer te Haastrecht en de helft van de visserij in de IJssel tussen de Gouwe en Wierinxesloot, afkomstig van zijn vader Jan Woutersz.
-
Regest 0001/200
Wouter Jansz verklaart dat het leen van de brug en de helft van de visserij in de IJssel, hetwelk zijn vader aan de stad Gouda had verkocht, hem verleend is ten behoeve van de stad.