Archeologie

Collectie

Objecten

Geavanceerd zoeken
  • Archeologisch rapport Geofysisch onderzoek (Archis3 ID 5328953100)
  • Archeologisch rapport Geofysisch onderzoek (Archis3 ID 2292773100)
  • Kademuur Jeruzalemstraat te Gouda, gemeente Gouda
    ADC ArcheoProjecten heeft in februari en maart 2023 een bureauonderzoek uitgevoerd naar de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden op de locatie Kademuur Jeruzalemstraat te Gouda. Aan de hand van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Op basis van de landschappelijke ontwikkeling vóór het ontstaan van de stad Gouda geldt voor de diepere ondergrond van het plangebied dat op de afzettingen van het Benschop systeem; de Gouderak stroomgordel en de Zuidplas stroomgordel archeologische resten aanwezig kunnen zijn uit het Mesolithicum. Indien aanwezig zullen deze resten zich bevinden op ca. 8 m -mv (7,5 m -NAP). Nadat deze stroomgordels inactief raakten, ontstond in het plangebied een pakket Hollandveen. De top van het veen ligt op ca. 5,5 m -mv (5 m -NAP). Als het veen goed ontwaterd is, kunnen op de top van het veen resten aanwezig zijn uit de periode Neolithicum tot en met de IJzertijd. Het gebied kwam pas rond het begin van de jaartelling weer onder directe invloed van een rivier te staan, toen de Hollandsche IJssel ontstond als aftakking van de Oude Rijn. Rond deze periode ontstonden ook de veenrivieren de Gouwe en de Oude Gouwe, de laatste stroomde mogelijk door het zuidelijk deel van het plangebied. Op de top van de oevers van de Hollandsche IJssel en de Gouwe kunnen resten uit de Romeinse tijd worden aangetroffen. De oevers worden verwacht op ca. 3,2 – 4,2 m -mv (3 – 4 m -NAP). Het plangebied ligt nabij de motteburcht van de Heren van Goude, waar pre-stedelijk Gouda ontstond in de 11e/12e eeuw. In 1272 kreeg Gouda stadsrechten. De gracht in het plangebied is vermoedelijk gegraven in de 13e eeuw. In het plangebied kunnen aan de straatzijde restanten van (voormalige) bestrating, ophogingslagen, restanten van voormalige kademuren en houten funderingen aanwezig zijn. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat de kademuur, tot een diepte van ca. 1,4 m -mv, in de jaren 40 van de 20e eeuw kan zijn vervangen. Recenter, in 2017, is de kademuur direct ten noorden van de Collatiebrug gerenoveerd. Hierbij zijn in het bestaande deel stekken ingeboord om de samenhang van de kade te borgen. Uit tekeningen van de renovatie blijkt ook een herstelprincipe waarbij stalen buispalen door de kademuur heen zijn geboord. In 2017 is aan de andere kant van de Collatiebrug een archeologische begeleiding uitgevoerd waarbij een ouder bruggenhoofd, pal achter de bestaande, is aangetoond. In de grachtvulling kan, al dan niet met opzet, materiaal gedumpt zijn. Het kan gaan om pottenbakkersafval, stadsafval, scheepsonderdelen, gebruiksvoorwerpen en dergelijke. Deels kan dit materiaal tijdens het gebruik van de gracht ook weer verwijderd zijn tijdens het baggeren van de gracht dat geregeld zal hebben plaatsgevonden.
  • Markt 1 te Gouda, gemeente Gouda
    ADC ArcheoProjecten heeft in Juni 2023 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd op de locatie Markt 1 te Gouda, rondom het middeleeuwse stadhuis. Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Het plangebied maakt deel uit van de middeleeuwse stad van Gouda, maar het marktveld, later De Markt, is rondom het stadhuis altijd onbebouwd gebleven. Een voorganger van het stadhuis heeft mogelijk ter hoogte van de zuidelijke punt van het marktplein gestaan. Het huidige stadhuis is gebouwd in de periode 1448-1450. In archeologische boringen die op 25 tot 30 m afstand van het stadhuis zijn gezet is op het veen een dunne laag oever- of komafzettingen van de Gouwe aanwezig, hierboven bevinden zich ophogingslagen. Eén van de pakketten ten oosten van het stadhuis is in verband gebracht met de stadsbrand van 1438. In de ophogingspakketten kunnen organische resten goed bewaard zijn gebleven. Naar verwachting zijn tussen de lagen ook oude loopniveaus te verwachten. Rondom het stadhuis is deels sprake van verstoring van de bodem door het leggen van kabels en leidingen en een ondergrondse watercontainer. Deze liggen vooral in het zuidelijk deel van het plangebied, met enkele ingaande kabels en leiding aan de noordoost zijde. Tijdens de restauratie van het stadhuis kort na de Tweede Wereldoorlog zijn betonnen funderingen op gedrukte palen aangebracht. Hiertoe moest een werkruimte worden gegraven met een breedte van ca. 1,30 m vanaf de gevels van het stadhuis. De exacte diepte is onbekend, maar aan de hand van diverse gegevens kan deze geschat worden op ca. 1,00-1,25 m. Ten westen van het stadhuis lag in de Tweede Wereldoorlog een schuilkelder. Het blijkt echter niet om een echter kelder te gaan maar eerder om een bovengronds schuilplaats. Voor zover bekend is de bodem ter plekke niet verstoord. Om deze verwachting te toetsen en aan te vullen is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. In de diepere ondergrond zijn veen en oeverafzettingen van de Gouwe aanwezig. Deze worden afgedekt door opgebrachte cultuurlagen bestaande uit sterk siltig zand. De bovenste 40 tot 110 cm bestaat uit een recent opgebracht pakket. De beste locatie voor het plaatsen van nieuwe nutsvoorzieningen zou in een 1,30 m brede strook rondom het gehele gebouw zijn, daar waar de werkruimte voor het plaatsen van de betonnen fundering is gegraven in 1947. Aan de westzijde is de bodem ook buiten de genoemde strook verstoord en wel tot 100-110 cm -mv. Hier bevindt zich ook een ondergrondse watertank. Langs de zuidoost zijde bevindingen zich weer relatief veel recente kabels en leidingen. Aan de noordoost zijde is de bodem buiten de werkruimte uit 1947 verstoord tot een diepte van 40 tot 50 cm -mv.
  • gemeente Gouda, plangebied Karnemelksloot te Gouda
    Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied ligt op de overgang van het rivierengebied naar het westelijk veengebied, die beide in het Holoceen zijn ontstaan. Het plangebied ligt op komafzettingen op oude getijdengeulafzettingen in het noorden en op kustveen op oudere getijden- of komafzettingen in het zuiden. In de ondergrond bevinden zich enkele stroomgordels. De oudste stroomgordel is de Gouderak. Door toenemende invloed van de zee verdronk de Gouderak stroomgordel als het ware. Hierdoor ontstond het Zuidplassysteem in het zuiden en ten westen van het plangebied. Dit was een complex van kleine stroomgordels, die in een delta uiteen liepen. Rond het begin van onze jaartelling ontstond de Hollandse IJssel op 650 m ten zuiden van het plangebied en, min of meer tegelijk, de Gouwe op 350 m ten zuidwesten van het plangebied. Door de ligging op een dik veenpakket heeft Gouda veel last van verzakkingen en wordt de stad al eeuwen lang regelmatig opgehoogd. Er is dus geen sprake van natuurlijke bodemvorming, maar van een dik ophoogpakket op veen. De eerste schriftelijke bron voor de ontginning van het veen bij Gouda stamt uit 1139. Om kwelwater tegen te gaan werd er een tiendweg aangelegd, waar rond 1570 de Karnemelksloot is aangelegd als verbinding tussen Gouda en Bodegraven. Langs de Tiendeweg (voor aanleg van de Karnemelksloot) zijn enkele woningen weergegeven en ook na de aanleg van de vaart staan er huizen langs het plangebied. Eind 16e eeuw wordt er een ravelijn aangelegd in het westen van het plangebied. Tot in de 20e eeuw bleef het karakter van de bewoning landelijk: er lagen ruim opgezette percelen met tuinen en ook nog weides, boomgaarden en hakhout langs het plangebied. Tussen 1930 en 1940 veranderde dit in een uitgesproken stedelijk gebied met woonwijken ten noorden en ten zuiden van het plangebied. Hierna veranderde er nog weinig in het plangebied. In de directe omgeving hebben diverse archeologische onderzoeken plaatsgevonden. Een deel van de kademuur is reeds vervangen in 2006 en 2012, waarvoor een bureauonderzoek is opgesteld. Er is geadviseerd om werkzaamheden in de onverstoorde delen archeologisch te begeleiden. Voor zover achterhaald kon worden heeft deze begeleiding niet plaatsgevonden. Ten westen van het plangebied zijn werkzaamheden begeleid, waarbij resten van de oude Tiendewegpoort zijn aangetroffen. Op basis van het bureauonderzoek geldt er voor het gehele plangebied een middelhoge verwachting voor resten uit het paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. De verwachting is hoog voor resten uit de late middeleeuwen – nieuwe tijd. Gezien het historische belang van de Karnemelksloot wordt geadviseerd om de werkzaamheden te begeleiden. Er wordt geadviseerd om dit zoveel mogelijk vooruitlopend op de geplande werkzaamheden te doen in de vorm van een proefsleuvenonderzoek variant archeologische begeleiding. De werkwijze zal worden vastgelegd in een Programma van Eisen.
  • Plangebied Oostvogel te Gouda, gemeente Gouda
    In opdracht van Arcadis heeft RAAP in april 2022 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (karterend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Oostvogel te Gouda in de gemeente Gouda. Het karterend onderzoek heeft bevestigd dat er binnen het onderzoeksgebied een dik pakket geroerde grond op Hollandveen aanwezig is. Door de sterk variabele samenstelling van het geroerde pakket is het niet mogelijk om op basis van bodemopbouw een fasering hier in aan te brengen. Ook op basis van de in het geroerde pakket aangetroffen insluitsels is het niet mogelijk een fasering te maken. Uit alle monsters, die verspreid over het hele onderzoeksgebied op variërende diepte zijn genomen leveren een uniforme datering op van nieuwe tijd B of jonger. Er is niet één scherfje aangetroffen dat overtuigend in de middeleeuwen kan worden gedateerd. Er is wel sprake van een groter aantal insluitsels in het westelijke deel van het westelijke deelgebied dan in de rest van het onderzoeksgebied. Op grond van de projectie van de boringen op het kadastraal minuutplan uit 1811 – 1832 zijn deze toe te schrijven aan het boerenerf dat daar is aangegeven. Boring 15, die op die projectie ter plaatse van bebouwing valt, is gestuit op gele baksteen op een diepte van 140 cm – mv. De bebouwing die tot voor kort binnen het onderzoeksgebied heeft gestaan overlapt voor een groot deel met de bebouwing op het kadastraal minuutplan in het westelijke deelgebied. Echter, een deel van de bebouwing en een groot deel van het erf met eventueel aanwezige erfstructuren (hooibergen, beer - /waterputten) valt buiten de zone die verstoord is door de sloop. Bovendien is niet bekend hoe diep de historische bebouwing gefundeerd was en is aanwezigheid van funderingsresten onder de moderne bebouwing niet uitgesloten. In de overige deelgebieden worden geen resten van historische erven verwacht binnen de projectgrens op basis van de projectie van het kadastrale minuut uit ca 1830 (figuur 5). De recent gesloopte bebouwing was onderheid. Dit zal eventuele resten van de historische bebouwing hebben aangetast. Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in het westelijke deelgebied mogelijk resten van een historische boerderij met erf bedreigd worden door de geplande ontwikkeling. In de overige deelgebieden worden weinig of geen archeologische resten bedreigd. De op het kadastraal minuutplan aangegeven historische bebouwing is mogelijk deels aangetast door de fundering van de tot voor kort aanwezige bebouwing. Om de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de archeologische resten die met het historisch erf samenhangen te kunnen bepalen wordt een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht in het westelijke deelgebied. Dit kan het beste middels een waarderend proefsleuvenonderzoek worden bepaald. Indien een proefsleuvenonderzoek niet mogelijk/wenselijk is kan gekeken worden naar de mogelijkheden tot archeologievriendelijk bouwen. Deze optie impliceert dat de bouwwerkzaamheden ter plaatse van de archeologische resten mogelijk worden gemaakt/worden toegestaan, mits er zo veel als mogelijk aan wordt gedaan om de archeologische vindplaats in de ondergrond te behouden voor eventueel nader onderzoek in de toekomst. Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Gouda, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
  • Archeologisch bureauonderzoek Nieuwe Broekweg (Sluiseiland), Gouda Gemeente Gouda
    Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen in een voormalig veengebied dat waarschijnlijk kort voor 1100 is ontgonnen. In de diepe ondergrond kunnen afzettingen voorkomen van de Zuidplas stroomgordel. Deze worden dieper dan 8,5 m -NAP/mv verwacht en zullen daarom naar verwachting niet verstoord worden bij de geplande herinrichting van het plangebied, ongeacht hoe diep de ingrepen precies zullen reiken. Het veengebied was tot aan de ontginning onbewoonbaar. Na de ontginning was er een zeer korte periode dat het gebied dusdanig goed ontwaterd was dat bewoning en akkerbouw mogelijk was. Op basis van een opgraving van een boerderij ten noordoosten van het plangebied was dit uitsluitend gedurende de 12e eeuw. De kans dat hiervan resten aanwezig zijn binnen het plangebied, is zeer klein. Vanaf de 12e eeuw zal het plangebied alleen nog geschikt zijn geweest als weiland. Dit wordt bevestigd door het historisch kaartmateriaal, dat hier pas ontwikkeling weergeeft op het moment dat het Gouwekanaal wordt aangelegd tussen 1927 en 1936. Het plangebied bleef onbebouwd tot de realisatie van de recent gesloopte bebouwing rond 1970. Wel werden er tijdens de Tweede Wereldoorlog loopgraven aangelegd in het oosten van het plangebied. De kans is aanwezig dat deze verstoord zijn door werkzaamheden aan dan wel het vervangen van de beschoeiing.
  • Archeologisch bureauonderzoek Jaagpad 25-29, Gouda Gemeente Gouda
    IDDS Archeologie heeft in november 2023 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het Jaagpad 25-29 in Gouda, gemeente Gouda. De doel- en vraagstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. De geplande ontwikkelingen bestaan uit de sloop van de bestaande bebouwing en de bouw van drie nieuwe gebouwen. De funderingsdiepte van de gebouwen met bijhorende graafwerkzaamheden is maximaal 0,4 m onder bouwpeil, vergelijkbaar met -0,15 m -mv en -0,75 m NAP. De omvang van de graafwerkzaamheden is beperkt tot de funderingsbalken onder de nieuwbouw. Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied ligt in een uitgestrekt veengebied dat gevormd is vanaf de Bronstijd. Rond het begin van de jaartelling werd het gebied doorsnede door de loop van de Gouwe, die een stroomrug heeft gevormd in het landschap. Daarmee werd het gebied wat beter toegankelijk en mogelijk geschikt voor menselijke bewoning en activiteiten. Deze resten kunnen in een eventueel veraarde top van het veen worden aangetroffen, maar hiervoor geldt een lage verwachting en lage trefkans voor de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen. Vanaf de ontginning rond de 11e eeuw werd het gebied geschikt voor menselijke aanwezigheid. Met name langs de ontginningsassen, zoals de Gouwe, gingen mensen wonen. Voor de periode Late Middeleeuwen geldt daarom een hoge verwachting. Hoewel het bebouwingslint langs de Gouwe niet bestond uit volledig aaneengesloten bebouwing, bestaat wel de mogelijkheid dat er bebouwing aanwezig was in het plangebied. De bebouwing van de eeuwen erna kan echter oorzaak zijn geweest dat de oudere resten zijn verstoord. Ook is er sprake van ophogingen en omwerking van grond die het natuurlijke kleidek waarop de resten worden verwacht kan hebben verstoord. Op basis van enkele boringen voor milieukundig en archeologisch onderzoek in en rondom het plangebied is gebleken dat de ondergrond bestaat uit veen met daarop klei en daarop een subrecent zandig ophoogpakket. Bovendien kunnen er plaatselijk veel verschillen zijn, vermoedelijk het gevolg van het landgebruik in de afgelopen eeuwen. In en rondom het plangebied ontstaat wel het unanieme beeld dat de bovenste halve meter bestaat uit een opgehoogd en geroerd pakket, waarin geen intacte archeologische resten meer worden verwacht. Op basis van de beschikbare gegevens is het mogelijk om archeologische resten vanaf 0,3 m -mv (-0,9 m NAP) aan te treffen. De geplande ontwikkelingen reiken niet tot die diepte en blijven beperkt tot de moderne ophooglaag. Bij geplande graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m -mv wordt geadviseerd om nader onderzoek uit te laten voeren.
  • Plangebied Westergouwe Fase 4 te Gouda, gemeente Gouda
    In opdracht van Projectbureau Westergouwe heeft RAAP in januari 2021 – april 2022 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (karterend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Westergouwe Fase 4 te Gouda in de gemeente Gouda. Op basis van een Milieu Effect Rapportage (MER) werd geconcludeerd dat er binnen het totale plangebied Westergouwe drie deelgebieden aangewezen konden worden als gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het onderhavige onderzoeksgebied ligt in één van deze gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en betreft één van drie mogelijke archeologische vindplaatsen. De stadsarcheoloog van Gouda achtte het noodzakelijk om ter plaatse van deze locatie nader onderzoek uit te voeren, in vervolg op in 2004 en 2005 uitgevoerde booronderzoeken, om nader vast te stellen of het hier daadwerkelijk om een vindplaats gaat. Het nu uitgevoerde karterende booronderzoek, waarbij een dichter boorgrid is gebruikt, onderschrijft het vermoeden van een archeologische vindplaats. Ook nu zijn er in meerdere boringen fragmenten houtskool én visresten (vistand, -bot, -wervel en -schub) aangetroffen. Aanvullend hierop zijn de indicatoren vuursteen, aardewerk, gebroken kwarts, knappersteen, verbrande klei, verbrand bot en verkoolde hazelnootdoppen aangetroffen. Dit maakt dat geconcludeerd kan worden dat er op deze locatie daadwerkelijk een vindplaats aanwezig is. De grootste concentratie van archeologische indicatoren is in de noordoostelijke helft van het onderzoeksgebied aangetroffen, zowel tijdens de onderzoeken in 2004 en 2005 als nu. In de zuidwestelijke helft zijn weliswaar ook indicatoren aangetroffen, maar in beduidend lagere aantallen. Bovendien ligt de top van de kronkelwaard daar duidelijk lager. Daarom wordt de vindplaats begrensd zoals weergegeven in figuur 14. De vindplaats wordt in het noorden en oosten begrensd door de in boring 1, 2 en 3 aangetroffen diepere verlandde geul. Na afloop van de eerste fase van het karterend booronderzoek (boring 1 t/m 55) werd vermoed dat de vindplaats nog wel iets doorloopt in zuidoostelijke richting tot buiten het huidige onderzoeksgebied, maar niet tot aan boring 25, 26 en 27 uit het verkennend onderzoek van Archeomedia, waar namelijk helemaal geen indicatoren in werden aangetroffen (figuur 14). De analyse van de tijdens de uitbreiding genomen monsters heeft het voortschrijdend inzicht opgeleverd dat de vindplaats niet alleen doorloopt tot aan de genoemde boringen van Archeomedia, maar zich veel verder in zuidelijke richting uitstrekt , in ieder geval tot aan de grens van het gebied dat eigendom is van Projectbureau Westergouwe. De zuidelijke grens is ook na de stapsgewijs uitgevoerde uitbreiding van het grid nog niet aangetroffen. Het onderzoek heeft bevestigd dat deelgebied 1 op een stroomgordel ligt. Het betreft de Zuidplas stroomgordel, die actief was vanaf circa 5950 v. Chr. tot circa 5400 v. Chr. (C-14 dateringen uit Cohen & Stouthamer gekalibreerd met behulp van OxCal 4.4). Onderhavig onderzoek heeft duidelijke gemaakt dat vindplaats 1 op oeverafzettingen op een kronkelwaard ligt. In de top van de oeverafzettingen is plaatselijk een laklaag aanwezig. De vindplaats wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door een diepe verlande geul, die mogelijk watervoerend was ten tijde van de menselijke activiteit ter plaatse. Ook na de actieve fase van de stroomgordel kan de locatie nog aantrekkelijk geweest zijn voor bewoning, vanwege de relatief hoge ligging in het landschap. Deze situatie duurt voort tot het moment dat het gebied vernat en overgroeid raakt met veen. Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het onderzoeksgebied archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Er zijn drie hoofdscenario’s om met de aangetoonde archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied om te gaan: (1) behoud in situ (en dus aanpassing van de plannen, (2) vervolgonderzoek en (3) archeologievriendelijk bouwen. Om scenario 1 en 3 goed te kunnen uitvoeren zou het het beste zijn de zuidelijke begrenzing van de vindplaats nader te bepalen. Vervolgens kan dan op grond van zettingsonderzoek worden bepaald hoeveel afstand er gehouden dient te worden (bufferzone) van de vindplaats om de verstoring tot een acceptabel niveau te beperken en dus hoe groot het gebied is waarbinnen de maatregelen getroffen dienen te worden. Het huidige onderzoek heeft vastgesteld dat vindplaats RAAP-GOWR-001 in ieder geval doorloopt tot de grens van het gebied dat in eigendom is van Projectbureau Westergouwe. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen. Daarom wordt aanbevolen om een waarderend onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek dient meer inzicht te geven in de aard, omvang, datering, diepteligging, gaafheid, conservering en waarde van deze archeologische resten. Dit onderzoek dient uit een inventariserend veldonderzoek (waarderende fase) door middel van proefsleuven te bestaan. Met een dergelijk onderzoek kan het beste beeld verkregen worden van de aard, datering, fysieke kwaliteit (behoudenswaardigheid in en ex situ) . Indien het blijkt dat een proefsleuvenonderzoek niet mogelijk, wenselijk of op een veilige manier uit te voeren is dan kan er voor gekozen worden om door middel van dateringen en specialistisch onderzoek zoveel mogelijk informatie over de vindplaats uit de boringen te halen. Hierbij wordt gedacht aan C14-datering van het aangetroffen houtskool en/of het verkoolde riet, C-14 datering van de afdekkende veenlaag en micromorfologisch onderzoek aan de laklaag in de top van de oeverafzettingen van de Zuidplas stroomgordel. Informatie over eventueel aanwezige sporen en structuren worden op deze manier uiteraard niet verkregen, waardoor dit dus een minder volledig beeld van de vindplaats oplevert dan een proefsleuvenonderzoek. Verder kan er gekeken worden naar de mogelijkheden tot archeologievriendelijk bouwen. Deze optie impliceert dat de bouwwerkzaamheden ter plaatse van de behoudenswaardige vindplaats mogelijk worden gemaakt/worden toegestaan, mits er zo veel als mogelijk aan wordt gedaan om de archeologische vindplaats in de ondergrond te behouden voor eventueel nader onderzoek in de toekomst. Elke gemeente bepaalt op basis van haar archeologiebeleid of en onder welke voorwaarden het bouwen op archeologische vindplaatsen toegestaan wordt. De gemeente Gouda heeft in hun archeologiebeleid het document “Criteria Archeologievriendelijk bouwen, gemeente Gouda ” verwerkt. Deze criteria zijn weliswaar toegespitst op de binnenstad van Gouda, maar kunnen vertaald worden naar de situatie binnen het plangebied. Ook in dit scenario is vervorming van de ondergrond door zetting als gevolg van het aanbrengen van de voorbelasting het grootste risico en is zettingsonderzoek door een hiertoe deskundig bedrijf nodig. Een nadere uitwerking van het advies staat in hoofdstuk 5. Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Gouda, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
  • Opgraving - variant Archeologische Begeleiding Groeneweg e.o., Gouda Gemeente Gouda
    Archeologisch onderzoeksbureau IDDS Archeologie heeft van 14 tot en met 25 januari 2021 een Opgraving - variant Archeologische Begeleiding, uitgevoerd aan de Jeruzalemstraat, Spieringstraat, Patersteeg, Willem Vroesenplein, Groeneweg en het Raoul Wallenbergplantsoen in Gouda, gemeente Gouda. De aanleiding voor dit onderzoek zijn de geplande reconstructiewerkzaamheden aan het stroomnet in bovengenoemde straten. De ingrepen reikten tot een diepte van ongeveer 50-60 cm -mv. Het onderzoek betreft een opgraving (variant archeologische begeleiding). De vraagstelling is gericht op het inzicht verschaffen in de archeologische relicten in het plangebied en in de grotere context van deze relicten zoals weergegeven in hoofdstuk 2. Hoewel al bekend was dat de nieuwe leidingen grotendeels ter plaatse van huidige leidingen zouden komen, kon niet worden uitgesloten dat er buiten of onder de bestaande cunetten zou worden gegraven. Bovendien ligt het plangebied op de Archeologische Basiskaart Gouda (ABK) in een hoogwaardige locatie, waar onderzoek nodig is vanaf maaiveld. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de nieuwe kabel in het bestaande cunet is gelegd. Tijdens het onderzoek is alleen recent opgebracht zand binnen het bestaande kabel- en leidingtracé aangetroffen. Archeologisch relevante sporen of (ophoog)lagen zijn niet waargenomen. In WP2 aan het Willem Vroessenplein, vlak bij de Sint-Janskerk, zijn enkele kleine fragmenten van een menselijke schedel gevonden. Deze zijn afkomstig uit de geroerde laag en vertonen verder geen bijzondere kenmerken.
  • Opgraving - variant Archeologische Begeleiding Weeshuis (Spieringstraat), Gouda Gemeente Gouda
    Archeologisch onderzoeksbureau IDDS Archeologie heeft van 8 tot en met 25 juni 2020 een Opgraving - variant Archeologische Begeleiding, uitgevoerd in het Weeshuiscomplex aan de Spieringstraat in Gouda, gemeente Gouda. De aanleiding voor dit onderzoek is de herontwikkeling van het Weeshuiscomplex te Gouda naar een duurzaam multifunctioneel gebouw. De begeleide werkzaamheden bestonden uit het uitgraven van een liftschacht (5,2 m2), een vetput (4,7 m2) en een serre (133 m2 waarvan inpandig 56 m2). De diepte van de bodemverstoring van de serre is 0,60 m –mv (0,08 m +NAP). Langs de randen van de serre waar de fundering komt is tot maximaal 1,0 m –mv (0,32 m -NAP) gegraven. Ter hoogte van de vetput is een diepte tot 1,53 m –mv (0,85 m -NAP) ontgraven en bij de liftput was dit 1,80 m -mv (1,12 m -NAP). Het doel van het onderzoek is meerledig. Enerzijds is het noodzakelijk om alle archeologische sporen in kaart te brengen die verstoord worden door de herontwikkeling. Anderzijds betreft het hier een gemeentelijk archeologisch monument en is het daarom ook noodzakelijk om de grotere context van de te verstoren archeologische resten in beeld te hebben. Tijdens het onderzoek zijn vooral sporen uit de Nieuwe en Nieuwste tijd aangetroffen. Het gaat om een goot met waterleiding, enkele planken en muurfunderingen. Het oudste en meest bijzondere spoor is een put of (graf)kelder met menselijke resten (S14). Op basis van het baksteenformaat (25,5x11,5x5 cm) is het mogelijk dat de put of kelder en het botmateriaal uit de tweede helft van de 14e of uit de 15e eeuw dateren. Dit is ook de periode waarin het Sint Margarethaklooster werd gesticht. De bijbehorende kloosterkapel met begraafplaats zou zich ergens in het gebied bevonden kunnen hebben. De menselijke resten zijn van minimaal vijf individuen, waarvan één man die tussen 30 en 60 jaar oud is geworden. Eén schedel is van een vrouw die tussen 40 en 80 jaar is overleden. Van twee schedels kon het geslacht niet bepaald worden. Botten van een kind of tiener wijzen op een vijfde individu. Het is onduidelijk wat het oorspronkelijke gebruik van de rechthoekige gemetselde bak (S14) is geweest. Gezien de menselijke resten van verschillende individuen is het spoor uiteindelijk gebruikt als knekelput.
  • Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase Spoorzone C1K2-Locatie, Gouda, gemeente Gouda (ZH)
    Laagland Archeologie heeft in januari 2022 een Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd voor de C1K2-locatie te Gouda. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de bouw van het appartementengebouw ‘De Koploper’. Het onderzoek is uitgevoerd conform protocol SIKB KNA 4003. Voor het plan is in 2021 een archeologische quickscan uitgevoerd. Op basis van de quickscan worden alleen diep in de ondergrond van het plangebied, op de Gouderakse stroomgordel op ca. 8 m -mv archeologische waarden verwacht uit het Mesolithicum. Omdat dit niveau niet tijdens de graafwerkzaamheden geraakt zou worden werd geadviseerd geen archeologisch onderzoek uit te voeren. In een reactie van mevr. F. de Roode op 24 november (gemeentearcheoloog gemeente Gouda) werd duidelijk dat de gemeente graag het bodemarchief inzichtelijk gemaakt ziet worden om met name de kans op archeologische waarden uit de perioden van de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd te kunnen toetsen. Daarom werd een inventariserend veldonderzoek verplicht gesteld. Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot inzicht te krijgen in het oorspronkelijke bodemprofiel en de dikte te bepalen van het zandpakket. Hiertoe zijn vijf verkennende boringen gezet. Uit het booronderzoek blijkt dat recent een dik zandpakket is opgebracht. Omdat dit zandpakket tot ten minste 2,5 m -mv en ver onder de grondwaterspiegel reikt stroomde het boorgat telkens vol met zand. Daarom kon niet tot in de natuurlijke ondergrond geboord worden en daarom is het oorspronkelijke bodemprofiel niet in beeld gekomen. De kans op de aanwezigheid van archeologische waarden kan dus op basis van het booronderzoek niet bepaald worden. Wel is aangetoond dat de geplande graafwerkzaamheden (tot maximaal 2 m-mv) niet dieper zullen reiken dan het recent opgebrachte zandpakket. Het oorspronkelijke bodemprofiel en mogelijke archeologische waarden zullen dus niet verstoord worden, behalve door heiwerkzaamheden. Het heipalenplan heeft een voldoende spreiding dat een eventuele archeologische vindplaats behouden zal blijven. De uitvoering van de plannen gaat niet gepaard met een verstoring van archeologische waarden en daarom adviseren we het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Gouda, hierin vertegenwoordigd door de archeologische adviseur van de gemeente, mevrouw F. de Roode. Mochten bij graafwerkzaamheden in de niet-geselecteerde delen van het plangebied onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt conform de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (033 421 74 56) of via de website: www.cultureelerfgoed.nl/contact.
  • Archeologisch onderzoek plangebied Jan Ligthartschool en Spidilocatie te Gouda, gemeente Gouda
    In opdracht van Mozaïek Wonen heeft Sweco Nederland B.V. een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd naar een plangebied te Gouda, gemeente Gouda (zie bijlage 1). Het plangebied omvat het terrein van de voormalige Jan Ligthartschool en de zogenaamde Spidilocatie. Op beide locaties is de eerder aanwezige bebouwing reeds gesloopt. Aanleiding voor het onderzoek is de nieuwbouw van twee woonblokken. Voorafgaand aan de bouw zal op de Spidilocatie ook een bodemsanering plaatsvinden tot ca. 1 m -mv. Het plangebied bevindt zich in een zone waar volgens de gemeentelijke verwachtingskaart een lage archeologische verwachting geldt. Op basis van historische kaarten is echter bekend dat in het noordelijke deel van het plangebied in ieder geval in de vroege 19e eeuw bebouwing aanwezig was. Op deze plaats worden resten verwacht van een groot erf met boerderij en opstallen, omgeven wat een watergang. Mogelijk bevond zich hier ook in de vroege 17e eeuw al een structuur. Er geldt daarom op basis van onderhavig onderzoek een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de Nieuwe Tijd in het noordelijke deel van het plangebied, de Spidilocatie. Deze sporen kunnen worden verwacht direct onder een 20e-eeuws ophogingspakket. De dikte van het ophogingspakket is op basis van eerdere milieuboringen vastgesteld op circa 50 cm. De rest van het plangebied was, afgaande op het kaartmateriaal, in gebruik als weiland tot aan de stadsuitbreiding in de vroege 20e eeuw. Hier geldt daarom een lage verwachting voor waarden uit de Nieuwe Tijd. Uit de Late Middeleeuwen kunnen mogelijk sporen van de eerste ontginning van het veen resteren in het plangebied, in de top van het veen of eventueel in middeleeuwse ophogingspakketten hierboven. Wegens het natte landschap en het ontbreken van archeologische waarden uit oudere perioden in de omgeving geldt voor oudere periodes een lage verwachting voor het gehele plangebied. Spidilocatie Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek adviseert Sweco Nederland een archeologisch vervolgonderzoek voor de Spidilocatie. Dit vervolgonderzoek kan bestaan uit een inventariserend proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Aangezien het gebied wordt gesaneerd tot 1 m -mv, wordt uitgegaan dat het proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd in de variant van archeologische begeleiding tijdens de sanering. Voor dit type vervolgonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld en te zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag, in dezen de gemeente Gouda, alvorens de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Overige deel plangebied Voor het overige deel van het plangebied wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. De voorgenomen bodemingrepen kunnen daar zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht (vondstmelding via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Archis-vondstmelding en de bevoegde overheid). Dit rapport is ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde overheid. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een besluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit besluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.
  • Bureauonderzoek. Vogelbuurt te Gouda.
    In april 2021 heeft Antea Group in opdracht van de gemeente Gouda een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied ‘Vogelbuurt’ te Gouda, gemeente Gouda. Het onderzoek heeft bestaan uit een archeologisch bureauonderzoek. Een bureauonderzoek is de eerste stap in de AMZ-cyclus. Aanleiding voor het onderzoek is het voornemen van de gemeente Gouda om werkzaamheden ten behoeve van rioolvervanging, grondophoging en straatherinrichting uit te voeren. De aanleg van rioleringen en herinrichting van de straten zal bodemverstorende werkzaamheden met zich meebrengen, waarbij mogelijke archeologische resten zullen worden vernietigd. Het doel van de gemeente Gouda is om met dit archeologische bureauonderzoek adequaat aan de aannemers te kunnen omschrijven waar zij in de uitvoering rekening mee dienen te houden op het gebied van archeologie. Volgens het gemeentelijke archeologiebeleid, zoals weergegeven op de Archeologische Basiskaart 2011, gelden de volgende verbodsbepalingen: (Afbeelding 13). - Het is verboden om zonder omgevingsvergunning of in strijd met de bij de vergunning gestelde voorschriften werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als locatie met een hoge verwachting vanaf 0,5 m -mv, tenzij: - deze werkzaamheden een oppervlakte van minder dan 100 m2 betreffen of - niet dieper gaan dan 0,5 meter beneden het maaiveld. - Het is verboden om zonder omgevingsvergunning of in strijd met de bij de vergunning gestelde voorschriften werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als locatie met een lage verwachting vanaf 0,5 m -mv, tenzij: - deze werkzaamheden een oppervlakte van minder dan 10.000 m2 betreffen of - niet dieper gaan dan 0,5 meter beneden het maaiveld. Vanaf de 11e/12e eeuw werd het veen ontgonnen. Langs de ontginningsassen, zoals de Gouwe kunnen bewoningssporen uit de late middeleeuwen verwacht worden, evenals tussen de voormalige Lazarussloot en Mallegatse Weije, zoals blijkt uit de kaart van van Deventer uit 1562. Deze bebouwing werd in 1574 gesloopt in verband met de Tachtigjarige Oorlog. Na de Tachtigjarige Oorlog werd langs de Gouwe en tussen de Lazarussloot en Mallegatse Weije opnieuw gebouwd. Hoewel de locatie van molen Vrijburgh op de archeologische basiskaart ter hoogte van het Oranjeplein staat aangegeven, is het op basis van de kaart van Rijnland uit 1687 niet uit te sluiten dat deze ter hoogte van de Walvisstraat gestaan heeft. Archeologische resten kunnen verwacht worden in de top van het veenpakket (in zoverre deze nog intact aanwezig is) (diepteligging niet bekend), op de op het veen afgezette klei (diepteligging niet bekend), of in de later opgebrachte antropogene ophooglagen (vanaf 1,2m -NAP). (Selectie)advies Uit eerder (niet-archeologisch) bodemonderzoek blijkt dat in het noordelijke deel van het plangebied een ophogingspakket van minstens 2 à 3m aanwezig is, dat waarschijnlijk in de jaren 1950-1960 bovenop het oude maaiveld aangebracht is. De nieuw aan te leggen riolering is gelegen in een zone met lage verwachting (zie advieskaart in bijlage) waar sporen van stadslandbouw worden verwacht. De voorgenomen werkzaamheden vinden naar alle verwachting plaats in het ophogingspakket. Enkel ter hoogte van de Koningin Wilhelminastraat, waar de diepste ontgravingen gepland zijn, bestaat de kans dat de oorspronkelijke bodem bereikt wordt. De kans op het aantreffen van archeologische resten wordt klein geacht, waardoor vervolgonderzoek op deze locatie niet geadviseerd wordt. Bij de vermelde diepste ontgraving dient extra aandacht geboden te worden, en bij het aantreffen van de oorspronkelijke bodem (onder het ophogingszand) dient hiervan onmiddellijk melding gemaakt te worden bij de gemeentelijk archeoloog van Gouda. In de zone met een hoge verwachting (zie advieskaart in bijlage), tussen de voormalige Lazarussloot en Mallegatse Weije, worden rioleringen vervangen en/of gerepareerd. Indien hierbij gewerkt wordt binnen (en niet dieper dan) het reeds bestaande (en reeds verstoorde) rioolbed, is het advies van Antea Group dat vervolgonderzoek voor de geplande werkzaamheden niet noodzakelijk is, doch het vastleggen van enkele profielkolommen kan mogelijk nuttige archeologische informatie verschaffen. Indien wel buiten het bestaande rioolbed gewerkt gaat worden, is er gerede kans op het aantreffen van archeologische resten en derhalve dienen de werkzaamheden hier uitgevoerd te worden onder archeologische begeleiding onder protocol opgraven. Bovenstaande is een advies; het hierop nemen van een selectiebesluit is voorbehouden aan de bevoegde overheid, in deze gemeente Gouda. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst. Bij het doen van de vondst dient onmiddellijk contact te worden opgenomen met de gemeentelijk archeoloog van Gouda.
  • Turfmarktkerk Turfmarkt 60, Gouda.
    Onderzoek naar de gereformeerde Turfmarktkerk uit 1931 naar ontwerp van J. Groenendijk met gebruikmaking van delen van de oudere kerk uit 1888. Verbouwingen in 1957, 1969 en 1984.
  • Stadhuis Markt 1, Gouda.
    Onderzoek naar het stadhuis van Gouda uit 1448-1459 met een eerste verbouwing in 1517. Bordes aan de voorzijde in 1603 met overhuiving in 1695, vernieuwing schavotdeel aan de achterzijde in 1692-1697 en tevens inwendig fors verfraaid, herstelling van de voorgevel in 1880-1884, ingrijpend gerestaureerd in 1947-1952 door A. van der Steur en opnieuw in 1995-1996.
  • Jaagpad 12 te Gouda
    Bouwhistorische verkenning van een pakhuis uit 1843 in Gouda. In 1843 werd op deze plek aan de Gouwe een bestaand pakhuis gesloopt en herbouwd. Aan beide kanten bleef een pad naar achter vrij. Het pand had een rechthoekige plattegrond en bestond uit één bouwlaag onder een aan twee kanten afgewolfd zadeldak. De gemetselde voorgevel was een inzwenkende lijstgevel met op de begane grond dubbele deuren en op zolder een hijsluik onder de hijsbalk. De oudste bouwkundige tekening van het pand dateert uit 1979 en geeft de bestaande situatie weer. Zowel de begane grond als zolder bestonden toen uit een open ruimte, zonder interne indeling. Het pakhuis was enkel toegankelijk via een deur in de achtergevel. De zijgevels waren blind en hadden een houten, gepotdekselde gevelbekleding. Het pand bevatte een houten draagconstructie met op de begane grond twee onderslagbalken met kolommen eronder. In 1979 werd het pakhuis verbouwd tot woning. De verbouwing betekende dat er extra vensters en deuren werden toegevoegd, dat er een interne indeling werd gemaakt en dat er maatregelen werden genomen ten behoeve van het comfort (bijvoorbeeld isolatie). Het pakhuis werd tevens aangesloten op gas, water, elektra en riolering.
  • Korte Akkeren Oud, gemeente Gouda
    In januari 2024 is in opdracht van de gemeente Gouda door Antea Group een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor Korte Akkeren Oud in Gouda (gemeente Gouda). Aanleiding voor het onderzoek is de aanleg van nieuwe riolering in het plangebied. Het plangebied maakt deel uit van de archeoregio Hollands veen- en kleigebied. Geologisch gezien bevindt het plangebied zich op komafzettingen op kustveen op oudere getijdenafzettingen (Formatie van Echteld, op Hollandveen laagpakket, op Laagpakket van Wormer). Het plangebied is lang bedekt geweest met veen, met een tijdelijke aanwezigheid van kwelder in de Romeinse tijd. Vanaf de late middeleeuwen werden de polders rond Gouda ontgonnen, en zo ook de polder waar het plangebied in ligt. Op basis van historisch kaartmateriaal en voorgaand onderzoek zijn er meerdere fasen van bebouwing aanwezig geweest, voornamelijk rond de Turfsingel. Hier geldt dan ook een hoge verwachting op sporen en resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd. Voor het achterland geldt een lage verwachting. Op basis van de aanwezige kabels en leidingen is er echter een kleine kans voor het aantreffen van intacte sporen en resten, gezien de straten reeds erg vol liggen.
  • Archeologisch onderzoek ambitieroute fietsroute Gouda
    In opdracht van de gemeente Gouda heeft Sweco Nederland B.V. een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd naar twee tracés nabij het station Gouda, provincie Zuid-Holland. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande aanleg van een nieuw fietspad. Het exacte tracé voor dit fietspad is nog niet bekend, daarom worden beide tracés onderzocht. Het tracé G valt binnen het bestemmingsplan Spoorzone midden en oost van de gemeente Gouda. Binnen het tracé zijn geen dubbelbestemmingen aanwezig. Tracé B valt binnen het bestemmingsplan Nieuwe park wonen van de gemeente Gouda. Ook hier zijn geen dubbelbestemmingen archeologie aanwezig. Het meest westelijke puntje van tracé B loopt door het Bestemmingsplan Nieuwe park bedrijven. Hier is wel een dubbelbestemming Archeologie aanwezig. Er worden geen maximale verstoringsgrenzen genoemd, wel wordt het volgende vermeld: ‘De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Indien een omgevingsvergunning voor archeologie als bedoeld in de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de in lid 16.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning heeft verleend.’ Hier lijkt dus vervolgonderzoek noodzakelijk. Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Ter hoogte van stroomruggen behorende bij de Gouderak kunnen aan de oostzijde van beide tracés in de diepere ondergrond op oude oevers bewoningsresten worden aangetroffen uit de periode Neolithicum-Bronstijd. Op deze afzettingen is vervolgens veen gevormd (Formatie van Naaldwijk, Hollandveen Laagpakket). Door dit veen zijn veenstroompjes gevormd, waarop op de oevers mogelijk bewoning kan hebben plaatsgevonden uit de periode Romeinse tijd/ vroege Middeleeuwen. Deze resten kunnen vermoedelijk verwacht worden vanaf een diepte van 2,5 – 4 meter beneden maaiveld. Deze diepte wordt met de geplande ingrepen echter niet bereikt en daarom kunnen deze archeologische waarden in situ behouden blijven. Voor de uiterste westzijde van tracé B is daarnaast een hoge verwachting op archeologie uit de late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Deze verwachting is gerelateerd aan de ligging nabij de Wintersdijk aan de zuidzijde. Dit is een oude ontginningsas, waar bewoning kan worden verwacht. Voor het resterende deel van het tracé is de archeologische verwachting laag tot 2 m - mv. Op historische kaarten is in de omgeving geen bewoning te zien, het centrum van Gouda bevond zich meer richting het zuidoosten. Archeologische resten uit de late Middeleeuwen en nieuwe tijd zullen zich bevinden in de top van het veen, en in en op de aanwezige ophogingslagen direct onder de bouwvoor. Op de AHN is te zien dat dit deel van het terrein ca. 2 meter is opgehoogd. Daarom reikt de voorgenomen ingreep vermoedelijk niet tot de aanwezige archeologische waarden. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt geen archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd indien voor tracé G wordt gekozen. Indien voor tracé B wordt gekozen is er in principe archeologisch vervolgonderzoek nodig. Echter aangezien op de AHN het terrein duidelijk is opgehoogd, en er mogelijk al verstoringen zijn opgetreden aan de bodem vanwege de aanleg van het spoor wordt ook hier geen vervolgonderzoek aanbevolen. Er wordt aanbevolen beide plangebieden vrij te geven voor de geplande werkzaamheden.
  • Archeologisch vooronderzoek plangebied Cargill-locatie aan de Schielands Hoge Zeedijk te Gouda, gemeente Gouda
    In opdracht van Royal HaskoningDHV heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende/karterende boringen uitgevoerd ten behoeve van de geplande herontwikkeling van een plangebied aan de Schielandse Hoge Dijk te Gouda, gemeente Gouda (afbeelding 1, kaart 1). Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 1.6 ha en is momenteel grotendeels verhard met stelconplaten. De voorgenomen ingrepen (afbeelding 2) hebben betrekking op: • Aanleg inrit en weg (ingreep ca. 80 cm -mv) • Realisatie fabriek, opslagfaciliteiten en verladingsstation (ingreep inclusief heipalen) • Realisatie nieuw vuilwaterriool vanuit de fabriek en tankput naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Landschappelijk gezien bevindt het plangebied zich nabij de overgang van het rivierengebied naar het westelijk veengebied. De eerste 5-10 meter beneden maaiveld bestaan uit afzettingen van de Hollandse IJssel. Eerder gevormde afzettingen zijn vermoedelijk tot die diepte geërodeerd. Op basis van de landschappelijke kenmerken bestaat er een archeologische verwachting voor resten uit de Romeinse Tijd. Dit heeft onder andere te maken met doorbraken in de kustbarrière waardoor rivieren met onder andere de Hollandse IJssel het overtollige (regen-) water sneller konden afvoeren. Het moerassige komgebied viel steeds vaker droog waardoor de groei van het Hollandveen stopte. Vanaf dit moment is in principe weer bewoning mogelijk in de omgeving van het plangebied. Vanaf de late middeleeuwen (na de Grote ontginning tussen 1000 en 1300) is ook bewoning mogelijk binnen het plangebied. Het plangebied is gelegen in de ontginning van Broekland, waarbij de IJssel als ontginningsas diende. Resten behorend bij de ontginning kunnen voorkomen binnen het plangebied. Pas vanaf de 19e eeuw wordt het gebied verder in gebruik genomen door ontwikkelingen buiten het stadscentrum van Gouda; binnen het plangebied betreft het een schietbaan en later industrie met arbeiderswoningen. Deze laatste zijn nu nog binnen het plangebied aanwezig. Om dit archeologisch verwachtingsmodel te toetsen is op 23 en 24 oktober 2023 een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende en karterende boringen uitgevoerd. Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodemopbouw in het grootste deel van het plangebied uit een ongeveer 2 m dik pakket recent opgebracht zand, op een donkergrijze verstoringslaag, op grijze, sterk siltige klei bestaat. De ondergrond is opgebouwd uit ongerijpte uiterwaard-afzettingen van de Hollandse IJssel. In het westen van het plangebied is onder de uiterwaard-afzettingen een laag half gerijpte oeverafzettingen van de Hollandse IJssel aangetroffen. In de top hiervan is een humeuze laag met houtskoolfragmenten gevonden met direct onder dit niveau een baksteenfragment. Dit niveau wordt geïnterpreteerd als een cultuurlaag uit de Romeinse tijd of Middeleeuwen. Advies Op basis van het booronderzoek is vastgesteld dat in het grootste deel van het plangebied vanwege de ligging in de uiterwaard van de Hollandse IJssel en de vastgestelde recente bodemverstoringen geen archeologische waarden verwacht worden. Dit deel van het plangebied kan vrijgegeven worden voor de voorgenomen ontwikkeling. In het westen van het plangebied is een cultuurlaag aangetroffen op 345 cm onder het maaiveld. Daarom wordt geadviseerd om geen graafwerkzaamheden dieper dan 300 cm onder het maaiveld uit te voeren. Als dit wel nodig is adviseren wij om een aanvullend karterend booronderzoek uit te voeren of een archeologische begeleiding van de werkzaamheden. Ten behoeve van de archeologische begeleiding is een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE) nodig. Op basis van het ontwerp bestaan de geplande ingrepen in deze zone uit de aanleg van een toegangsweg (al dan niet met wegcunet). Indien deze werkzaamheden niet dieper gaan dan 300 cm -mv is hier verder geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Het bevoegd gezag, de gemeente Gouda dient op basis van dit advies een selectiebesluit te nemen (wel of geen verder onderzoek, en indien wel, in welke vorm). Dit besluit kan afwijken van het bovenstaande advies. Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondsten of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondsten). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondsten’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Gouda en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Naschrift Mevr. J. van Leeuwen, senior adviseur archeologie van de gemeente Gouda, heeft het conceptrapport getoetst namens het bevoegd gezag. In een reactie per mail d.d. 8 november 2023 geeft zij aan af te wijken van het selectie advies. De geplande ingrepen binnen het gehele plangebied kunnen worden vrijgegeven.