Archeologie

Collectie

Objecten

Geavanceerd zoeken
  • A20 tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en Gouda, gemeentes Zuidplas en Waddinxveen (2023)

    ADC ArcheoProjecten heeft in oktober 2021 een bureauonderzoek uitgevoerd naar de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden op een tracédeel van de rijksweg A20 tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en Gouda, gemeentes Zuidplas en Waddinxveen. De aanleiding voor het onderzoek is de geplande verbreding van onderhavig tracédeel. Dit maakt deel uit van het de “planuitwerking en Contractvoorbereiding Realisatiefase A20 Nieuwerkerk aan den IJssel – Gouda”. Uit het bureauonderzoek blijkt dat ter plaatse van een deel van het plangebied afzettingen van de Gouderak en Zuidplas stroomgordel in de ondergrond aanwezig zijn. Op en in de top van de stroomgordelafzettingen kunnen resten uit het Laat-Mesolithicum en het Neolithicum voorkomen. Het zou hierbij kunnen gaan om zeer kleine vindplaatsen, bijvoorbeeld tijdelijke jachtkampen met een geringe materiële neerslag. Op basis van eerder archeologische booronderzoek en een geologisch profiel bevinden de afzettingen van deze stroomgordel zich ter plaatse van het plangebied waarschijnlijk op een diepte van 9 m –NAP (ca. 4,5 m –mv). Het is niet uitgesloten dat deze afzettingen (lokaal) ondieper voorkomen, zoals is aangetoond ten westen van het plangebied. Hier is vanaf 7,05 m –NAP een crevasse van de Gouderak aanwezig, waarop een vindplaats uit het Laat-Mesolithicum en het Neolithicum is aangetroffen. Indien zich op de stroomgordelafzettingen archeologische resten bevinden, is de verwachting dat de meeste overblijfselen (bot, houtskool, aardewerk, metaal) goed zijn geconserveerd. Dit is het gevolg van de afdekking door mariene afzettingen en de natte en zuurstofloze condities die heersen onder de grondwaterspiegel. Vanaf het Neolithicum zijn in het plangebied wadafzettingen afgezet en vanaf de Bronstijd is zich veen gaan vormen. De wadafzettingen en het veen waren waarschijnlijk niet geschikt voor bewoning. Vanaf de Romeinse tijd werd in het noorden van het plangebied de Gouwe, een lokale veenstroom, actief. Deze veranderde in de 9e of 10e eeuw na de vorming van de Hollandsche IJssel, waarmee de veenstroom stroomafwaarts in verbinding kwam te staan in een perimarine getijdekreek. Door deze verbinding ontwaterde het veen en werd de ontginning ervan mogelijk. Dit gebeurde vanaf de oevers van de Gouwe, die als gevolg van kleiafzetting iets hoger lagen en een relatief stabiele ondergrond boden. In de oeverzone langs de Gouwe moet daarom rekening worden gehouden met bewoningsresten vanaf de Vroege Middeleeuwen (9e/10e eeuw en later). Uit archeologische boringen die ter plaatse van het plangebied ter hoogte van de oevers van de Gouwe zijn uitgevoerd komt naar voren dat de oeverafzettingen van de Gouwe zijn verstoord. Hieruit wordt geconcludeerd dat de kans op resten uit de Romeinse tijd tot en met Nieuwe tijd klein is. Voor een groot deel van het plangebied (zuiden en middendeel) geldt dat na de ontginning in de Late Middeleeuwen het veen grotendeels is weggegraven. Hierdoor daalde het maaiveld en ontstonden kleine plassen die na verloop van tijd uitgroeiden tot grote meren. Het gebied is in de 19e eeuw drooggemalen. Door de vervening en grootschalige egalisaties na de drooglegging is het aannemelijk dat resten van voor de drooglegging zijn verstoord. Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag het noorden van het plangebied binnen de 1e of Vordere Wasserstellung, een verdedigingslinie uit de Tweede Wereldoorlog. Met name ter hoogte van de kruising met de spoorlijnen Utrecht-Den Haag en Utrecht-Rotterdam kunnen hieraan gerelateerde resten aanwezig zijn. Uit archiefonderzoek blijkt dat ter plaatse van het plangebied gedurende de Tweede Wereldoorlog twee bunkers aanwezig waren, alsmede loopgraven en tankvallen. Eén van deze bunkers is recentelijk bij wegwerkzaamheden blootgelegd en weer afgedekt. In verband met recente graafwerkzaamheden is de kans aanwezig dat de resten van de loopgraven en tankvallen zijn verstoord, dit geldt met name ter plaatse van het wegcunet en langs de spoorlijn. Ter plaatse van de rijksweg zal door het gebruik van zandpalen en ophogingen waardoor zetting heeft plaatsgevonden sprake zijn van verstoringen van het potentiële archeologische niveau. De exacte omvang hiervan is echter onbekend.
  • Aanleg 50 kV kabeltracé Bodegraven (Broekvelden)-Gouda (Waaiersluis) (2022)

    In juli 2020 heeft Antea Group in opdracht van Stedin Netbeheer BV een archeologisch onderzoek uitgevoerd in voorbereiding op de geplande aanleg van een 50 kV kabel van het trafostation nabij de Waaiersluis in Gouda, via Reeuwijk, naar het eindstation Broekvelden in Bodegraven. Het onderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Gouda en de bebouwde kom en het buitengebied van Reeuwijk en Bodegraven. De boringen hebben in de gemeente Gouda enkele bodemkundig interessante waarnemingen opgeleverd. Eén hiervan, de ligging van een tot nu toe onbekende kleirug, heeft ook gevolgen voor de archeologische verwachting. Ter plaatse van Boring 2403 en 2404 wordt deze verhoogd tot (middel)hoog. De overige verwachtingszones blijven op grond van dit beperkte, verkennende onderzoek gehandhaafd. Dat er in de zones met een hoge verwachting geen aanwijzingen voor vindplaatsen zijn, wordt vooral veroorzaakt door (lokaal bepaalde) recente verstoringen. Door de uitvoering van enkele diepe boringen tbv van het milieukundig bodemonderzoek konden ook waarnemingen worden verricht aan diep gelegen rivierafzettingen. Deze afzettingen hebben een hoge archeologische verwachting, maar worden door de diepe ligging nauwelijks of nooit waargenomen. Door dit onderzoek is met name de diepteligging beter bekend geworden. Er is echter te weinig informatie om een uitspraak te doen over de geschiktheid voor bewoning. In gemeente Bodegraven-Reeuwijk is de hoge archeologische verwachting bij het ontginningslint (B801 en 802) niet bevestigd. Door de aanleg van de rotonde en de Reeuwijkse Rondweg is het niveau met de hoge archeologische verwachting hier vermoedelijk al verstoord. Ook van de boerderijlocatie op de grens van Reeuwijk en Gouda, waar wel enkele fragmenten aardewerk uit de Nieuwe Tijd in de boringen zijn aangetroffen, moet het onderzoekstracé als verstoord beschouwd worden. Gezien de grote hoeveelheid kabels en leidingen die hier al door deze smalle kade heen lopen wordt de kans op het aantreffen van intacte archeologische niveaus hier klein geacht. (Selectie) advies Binnen gemeente Bodegraven-Reeuwijk wordt geen aanleiding gezien om nader archeologisch uit te voeren. Geadviseerd wordt dit deel van het tracé vrij te geven van aanvullend archeologisch onderzoek. Binnen gemeente Gouda wordt alleen ter plaatse van het tracédeel met de tot nu toe onbekende kleirug (tussen Boring 2403 en 2404, zie afbeelding 8) aanvullend onderzoek geadviseerd. In overleg met het bevoegd gezag, gemeente Gouda, moet de vorm van het aanvullend onderzoek bepaald worden. Voorgesteld wordt om ter plaatse aanvullende boringen (karterend booronderzoek) uit te voeren.
  • Achterwillenseweg 108a te Gouda (2021)

    ADC ArcheoProjecten heeft in december 2019 –januari 2020 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor de locatie Achterwillenseweg 108a te Gouda, gemeente Gouda. Aanleiding is de voorgenomen bouw van een vrijstaande woning. De bodem zal hierbij tot ongeveer 2 meter diepte worden verstoord. Voor de locatie wordt een bestemmingsplanwijziging aangevraagd. Uit het bureauonderzoek volgt een lage verwachting voor resten uit de Romeinse tijd –Vroege Middeleeuwen vanwege de ligging in een moerasgebied in deze periode. Vanaf de 11e eeuw werd het gebied ontgonnen. Vanwege de ligging aan een veenontginningsas kunnen binnen het plangebied resten uit de Late Middeleeuwen voorkomen. Er kunnen resten van boerderijen op terpen voorkomen, die zich kunnen manifesteren als ophooglaag of cultuurlaag. De verwachting voor resten uit de Nieuwe tijd is laag op basis van het ontbreken van bebouwing op kaarten vanaf de 19e eeuw. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij is vastgesteld dat de ondergrond tot in ieder geval 400 cm –mv uit kleiig rietveen en bosveen bestaat. Het veen is aan de bovenkant niet veraard. Boven het veen ligt een recent omgewerkte laag klei en veen met een dikte van 15 tot 35 cm. De ondergrond wijst op de ligging in een laaggelegen komgebied en moerassige omstandigheden die niet gunstig waren voor bewoning in het verleden. Aangezien geen veraarde bovenlaag is aangetroffen vormt de top van het veen geen oud loopvlak waarop archeologische resten kunnen worden verwacht. Er zijn binnen het plangebied ook geen aanwijzingen gevonden voor een huisterp en bewoningslagen die verband houden met het veenontginningslint langs de Achterwillenseweg. De kans op een archeologische vindplaats binnen het plangebied wordt daarom klein geacht.
  • Achterwillenseweg 96, Gouda, gemeente Gouda: een bureau- en booronderzoek (2014)

    Geen vondsten. In het plangebied zijn vijf boringen gezet. De bodem is grotendeels intact en bestaat uit veen. In een aantal boringen ligt op het veen een recent omgewerkte humeuze kleilaag van 50 tot 65 cm dik. Binnen de onderzochte diepte (400 cm) zijn geen rivierafzettingen aangetroffen. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen en er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (ophogingen) veenterpen.
  • Archeologisch bureau- en nul-situatie veldonderzoek dmv boringen Wilhelminastraat 15 te Gouda (2015)

    Op basis van het door Aeres Milieu uitgevoerde verkennend onderzoek kan worden gesteld dat het plangebied een locatie is met diverse archeologisch relevante niveaus. Dit is niet verwonderlijk gezien de ligging in de historische kern. De eerste verhardingen welke mogelijk te duiden zijn als fundering kunnen verwacht worden vanaf 50 centimeter –mv. De voorgenomen ontwikkeling zal volgens de aangeleverde informatie echter niet dieper reiken dan 50 centimeter onder de onderzijde van de bestaande betonnen vloer. Derhalve wordt geadviseerd dat tot deze diepte verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. AM15004
  • Archeologisch bureauonderzoek Antwerpseweg 2, Gouda (2022)

    IDDS Archeologie heeft in maart 2022 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de Antwerpseweg 2 in Gouda, gemeente Gouda. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen in het Hollands-Utrechtse veengebied. In de ondergrond worden geen resten verwacht van stroomruggen of veenstroompjes. Het plangebied ligt binnen de ontginning Bloemendaal, uit de 12e eeuw. Het historisch kaartmateriaal laat zien dat het plangebied vanaf de 17e eeuw onbebouwd was. Waarschijnlijk was het in gebruik als weiland of akker, zoals ook het geval is op het topografisch kaartmateriaal vanaf het einde van de 19e eeuw. In de loop van de 20e eeuw trad er vernatting op, waardoor de percelen in het noordwesten veranderden in moerasgrond of onder water kwamen te staan. Dit veranderde bij de aanleg van de huidige bebouwing vanaf 1972. Toen zijn alle sloten gedempt en is ter voorbelasting een gemiddeld 6 m dik pakket zand opgebracht. Dit zandpakket heeft de klei- en veenlagen die tot die tijd aan het maaiveld lagen sterk samengedrukt en weggedrukt in de ondergrond. De diepte tot waar het oorspronkelijke maaiveld is weggedrukt, varieert sterk binnen het plangebied. Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een zeer lage archeologische verwachting. Hoewel niet volledig kan worden uitgesloten dat zich in de top van het veen archeologische resten bevinden vanaf de ontginning van het gebied in de 12e-14e eeuw, ligt dit niveau begraven onder een dik pakket zand. Het niveau is bovendien sterk verstoord doordat het is samengeperst en tot sterk wisselende dieptes is weggedrukt in de ondergrond.
  • Archeologisch bureauonderzoek Nieuwe Gouwe Oostzijde - Hanzeweg, Gouda (2022)

    IDDS Archeologie heeft in juni 2022 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een locatie aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde en Hanzeweg in Gouda, gemeente Gouda. De noodzaak tot het archeologisch onderzoek komt voort uit de omvang van de beoogde ontwikkeling in relatie tot de regels van het vigerende bestemmingsplan en de van toepassing zijnde beleidsregels. De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied gelegen is in het veengebied, nabij het veenriviertje de Gouwe dat vanaf ongeveer 145 na Chr. zorgde voor drainage naar de Hollandse IJssel. De oevers van de Gouwe kunnen vanaf het ontstaan er van geschikt zijn geweest voor bewoning. Hier zouden dus bewoningsresten vanaf de Romeinse tijd voor kunnen komen. Deze zouden zich kunnen bevinden in de top van het veen of op de oeverafzettingen langs de rivier. Doordat de Gouwe een veenrivier is, vervoerde deze geen sediment en zal er geen sprake zijn van oeverwallen. Wel kan er incidenteel klei zijn afgezet bij overstromingen vanuit de Hollandse IJssel. Waarschijnlijk lagen zowel de loop van de Gouwe als de oevers daarvan niet binnen het huidige plangebied. Het kaartmateriaal vanaf de 17e eeuw wijst er op dat er gedurende de Nieuwe tijd zeker bebouwing stond op de oevers van de Gouwe, voornamelijk ten zuiden van het plangebied. Mogelijk lag een deel van de bijgebouwen van een boerderij langs de Gouwe binnen het plangebied. Het plangebied ligt binnen de ontginning Bloemendaal, die dateert uit de 12e-14e eeuw. De Archeologische Basiskaart geeft in het plangebied een middeleeuwse kade weer waarlangs bebouwing voor zou kunnen komen. Deze kade zou liggen ter plaatse van een sloot die op het minuutplan als vaarsloot staat aangegeven. Deze vaarsloot staat op het oudste kaartmateriaal echter niet aangegeven. Wel aangegeven is de molensloot, die iets ten zuidoosten van de vaarsloot ligt, ter plaatse van de zuidoostgrens van het plangebied. Het historisch kaartmateriaal geeft een weg en bebouwing weer ten zuidoosten van de molensloot, buiten het plangebied. In de 20e eeuw is het plangebied bebouwd met een fabriek, waarvoor waarschijnlijk een zandpakket is opgebracht. De dikte van dit zandpakket wordt geschat op ongeveer 1,5 tot 2,5 m, maar dit is niet in het plangebied vastgesteld. Recent is de fabriek gesloopt, waarbij de funderingen volledig zijn verwijderd. Tevens heeft grondverbetering plaatsgevonden tot minimaal 2 m -mv. De kans dat in het plangebied nog archeologische resten aanwezig zijn, is klein.
  • Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Boelekade 42-48, Gouda (2019)

    Een archeologisch bureauonderzoek en in januari 2019 een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Boelekade 42-48 in Gouda, gemeente Gouda.
  • Archeologisch bureauonderzoek Gouwekerk (Hoge Gouwe 39), Gouda (2021)

    een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Hoge Gouwe 39 in Gouda, gemeente Gouda. In mei 2021 is het onderzoek aangevuld naar aanleiding van de meest recente bouwplannen.
  • Archeologisch bureauonderzoek Regentesseplantsoen 25 te Gouda (2020)

    In augustus 2020 is een bureauonderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarden van het plangebied Regentesseplantsoen 25 te Gouda ten behoeve van de geplande ontwikkelingen. Het onderzoek is uitgevoerd door Archeologenbureau Argo in opdracht van Smit Funderingstechniek.
  • Archeologisch bureauonderzoek vervanging waterleiding Burgemeester van Reenensingel te Gouda (2017)

    Uit het bureauonderzoek blijkt dat het onderzoekstraject twee zones met een hoge verwachting voor archeologische resten dieper dan 0,5 m-mv doorkruist en twee zones met een hoge verwachting voor archeologische resten dieper dan 2 m-mv. MUG Ingenieursbureau adviseert om daar waar de vrijstellingsgrenzen worden overschreden een verkennend booronderzoek uit te voeren, om vast te stellen of er bodemlagen aanwezig zijn met archeologische potenties of dat de bodem zodanig verstoord is dat de trefkans op archeologische resten verwaarloosbaar is. Het gaat hier om de deelgebieden 2 en 7, waar archeologische resten dieper dan 0,5 m-mv worden verwacht, en deelgebied 4, waar archeologische resten dieper dan 2 m-mv worden verwacht. Per deelgebied dienen zes boringen gezet te worden tot minimaal de verstoringsdiepte. De gebieden met een hoge archeologische verwachting zijn oude ontginningsassen en oude dijktracés die de verschillende ontginningsgebieden scheiden. Hier kunnen bebouwingsresten aanwezig zijn die tot de 10e eeuw teruggaan. Eventuele sporen bestaan uit huisplattegronden, erfafscheidingen, afvalkuilen, waterputten en haardplaatsen. Daar waar oude veenstromen in de ondergrond aanwezig zijn, kunnen ook resten aanwezig zijn die uit de Romeinse tijd dateren. Deze resten liggen nabij het oude maaiveld en kunnen tijdens de 10e-eeuwse ontginningen verstoord zijn. Bij het bouwrijpmaken van het gebied rond het onderzoekstraject is het terrein circa 2 m opgehoogd. Eventuele resten uit de Romeinse tijd liggen naar verwachting 2 m-mv en bestaan uit huisplattegronden, erfafscheidingen, afvalkuilen, waterputten en dergelijke. Circa de helft van het onderzoekstraject ligt binnen zones met een lage verwachting voor archeologische resten. Voor deze zones geldt een hoge vrijstellingsgrens. Van de deelgebieden 1, 3, 5 en 8 ligt de te verstoren oppervlakte ver beneden de vrijstellingsgrens. In deelgebied 6 ligt de archeologische laag zo diep (circa 9 m-mv) dat deze door de aanleg van de waterleiding niet wordt bedreigd. MUG Ingenieursbureau b.v. beveelt aan om hier geen nader onderzoek uit te voeren. De bovenstaande adviezen zijn getoetst te door de bevoegde overheid, gemeente Gouda. Indien binnen de vrijgegeven gebieden toch archeologische waarden aanwezig blijken te zijn, geldt de wettelijke meldingsplicht.
  • Archeologisch Bureauonderzoek; Nieuwbouw RAD Hollands Midden, Gouderaksedijk, Gouda (2010)

    onderzoeksrapport
  • Archeologisch bureauonderzoek. Gouda, Vervanging waterleiding, gemeente Gouda (2015)

    In juli 2015 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in het kader van de vervanging van waterleidingen in de binnenstad van Gouda (gemeente Gouda). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning. Het plangebied bevindt zich grotendeels in de historische binnenstad van Gouda. Hier is sprake van een hoge archeologische waarde aangezien de stad sinds de Late Middeleeuwen (of eerder) bewoond is. Er zijn dus archeologische resten in het plangebied aanwezig. Welke resten varieert per deelgebied.  In deelgebied 1 kunnen resten van oude bestrating, vestingwerken, versterkingen, grachten en laatmiddeleeuwse cultuurlagen aanwezig zijn, als onderdeel van het voormalige Kasteel van Gouda.  In deelgebied 2 en 4 zijn in principe resten van oude bestrating te verwachten uit de Nieuwe tijd. Bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen kunnen in principe ook aanwezig zijn. Aangrenzend aan deelgebied 4 lag ten noordoosten een gracht, zodat het aantreffen van historische kades en beschoeiingen ook tot de mogelijkheden behoort.  Deelgebied 3 bevindt zich net buiten de stad. De ligging langs de Kattensingel kan betekenen dat in de ondergrond oude beschoeiingen, kades en bestrating aanwezig zijn. Ook sporen van vroege bebouwing zijn niet uit te sluiten. De grachten zijn immers in de 14e eeuw aangelegd  Deelgebied 5 omvat het gebied rondom de Sint-Janskerk. Hier is sprake van een zeer hoge archeologische waarde, temeer daar hier naast oude infrastructuur de aanwezigheid van begravingen zeer waarschijnlijk is. Sporen van bewoning en/of bebouwing zijn direct rondom de kerk niet waarschijnlijk, beschoeiingen langs de gracht wel. Buiten de gracht kunnen ook bewoningssporen worden aangetroffen.
  • Archeologisch en bouwhistorisch bureauonderzoek van de historische binnenstad van Gouda (2015)

    Uit de 19e en 20e-eeuwse bouwverordeningen en interviews met Goudse funderingsdeskundigen is een beeld geschetst van de ontwikkelingen in de periode dat in Gouda steeds vaker gebruik gemaakt werd van heipalen. Uit de verordening van 1903 a blijkt dat alleen voor de gebieden buiten de binnenstad wordt bepaald dat de fundering van nieuwbouw op heipalen dient te staan. Dit wordt echter niet geëist voor nieuwbouwen in de binnenstad. In het jaar 1879 stelt de bouwverordening het indienen van tekeningen – ook van funderingstekeningen – verplicht. In dezelfde bouwverordening staat het peil genoemd waaronder de houten delen van de fundering (het vloerhout, roosterwerk en de paalkoppen) zich moeten bevinden. Dit in de bouwverordening genoemde peil is in de 20e eeuw een aantal keren gewijzigd, en uit de interviews met de funderingsdeskundigen blijkt dat men veiligheidshalve vaak ruimere marges aanhield voor de diepte van de funderingen onder het grondwaterpeil. Op basis van de archeologische informatie en de gegevens verkregen uit interviews en bouwverordeningen is een globale ‘funderingsperiodiseringskaart’ van de binnenstad gebouwd. De in de BAG opgenomen informatie is vervolgens voor 1/5 deel van de binnenstad aangescherpt, gebruik makend van de Goudse kadastrale minuutplannen uit 1828 en 1874 en de mogelijkheden die het internet biedt om de panden te bekijken (Google Streetview (gevels) en Bing Maps (3D luchtanalyse).
  • Archeologisch onderzoek aan de Achterwillenseweg 98 te Gouda. Inventariserend veldonderzoek met boringen (2011)

    Archeomedia projectnummer A11-058-I.
  • Archeologisch onderzoek aan de Bostelbrug, Lange Tiendeweg te Gouda (2010)

    ArcheoMedia projectnummer A10-076-F. Bureauonderzoek naar de Bostelbrug in Gouda ivm vervanging van de brug.
  • Archeologisch onderzoek aan de Eerste Moordrechtse Tiendeweg 1 te Gouda (2014)

    Tot 4 a 5 m-mv is alleen recent opgebracht zand aangetroffen.
  • Archeologisch onderzoek aan de Gershwinstraat 7-9-11 te Gouda (2012)

    Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen. ArcheoMedia rapportage A12-019-I
  • Archeologisch onderzoek aan de Goejanverwelledijk, locatie voormalige Vuilebrassluis te Gouda (2015)

    Tijdens het booronderzoek zijn resten van de Vuilebrassluis aangetroffen. Deze resten dateren mogelijk v.a. de 16e eeuw. Deze resten zullen door het slaan van een damwand verstoord worden. Echter gezien de diepte van de sluisresten (ca. 6-7 m -mv) en de beperkte mate van de verstoringen wordt een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Indien evenwel civieltechnische graafwerkzaamheden tot de genoemde diepte zullen plaatsvinden wordt, vanwege de technische complexiteit van een eventueel gravend onderzoek in een dijk, een archeologische begeleiding aanbevolen. Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.
  • Archeologisch onderzoek aan de Graaf Florisweg te Gouda (2009)

    Inventariserend veldonderzoek met boringen. ArcheoMedia Projectnummer A09-071-I. Archeologische beschrijving van milieuboringen (tot 5,5 m-mv).