-
Fluwelensingel
de herkomst van deze naam is niet duidelijk. In Gouda woonden vroeger burgers met de geslachtsnaam Fluweel, onder andere de tapijtwever Cornelis Pietersz. Fluweel in 1628, terwijl in 1622 op de Groeneweg Pieter Jacobsz. Fluweel was gevestigd. Enig verband tussen dit geslacht en de singelnaam kon niet worden aangetoond. Dat de benaming Fluwelencingel reeds in 1586 wordt vermeld, wijst erop dat deze naam niet in verband kan worden gebracht met de fluweelindustrie, daar deze pas veel later in ons land werd beoefend. Taalkundig is de naam wellicht op twee wijzen te verklaren. Onder de vluwe verstond men de zachte, donsachtige zijde van laken. Vluwelen of fluwelen zou de bewerking geweest kunnen zijn om deze vluwe door de zogenaamde smouters te laten aanbrengen of opnieuw te laten aanbrengen als de glans er van verdwenen was. Een tweede hypothese is dat het Nederlands - of één van zijn dialecten of vaktalen - het werkwoord flúwelen heeft gekend, dat verwant is met het oudhoogduitse flouwen of flewen. De betekenis van dit werkwoord is 'spoelen' of 'wassen'. Dit werkwoord zou dan wijzen op een bewerking die het linnen of laken moest ondergaan. Het zou misschien tevens verklaren dat de Fluwelensingel in het verlengde van de Blekerssingel ligt en dat achter deze Fluwelensingel vroeger de Raemkade liep. Doordat men de betekenis van het woord flúwelen niet meer kende, kan dit in de volksmond de uitspraak fluwélen hebben gekregen. Het is ook niet uitgesloten, dat het woord fluweel alleen is gebruikt om het aspect van het landschap aan te geven, zoals dat bijvoorbeeld werd gedaan door Constantijn Huygens: 'De grondt … gedeckt zijnde met een fluweelachtighe pelouse of kort grass'. Tenslotte zou 'fluwelen' een verwijzing kunnen zijn naar de vleermuizen die rond de singel leefden en nog steeds leven. Vleermuizen worden wel fluwelen fladderaars genoemd omdat hun vleugels aanvoelen als fluweel. Het hele diertje wordt dan een fluweel genoemd, meervoud: fluwelen.
-
Galgeveld
-
Gang
-
Geertje den Bultsteeg waarschijnlijk een eigenares of een bekende bewoonster van de steeg omstreeks 1649.
-
Goejanverwelsche dijk
-
Hartenerf
Helena 't Hart, de kinderloos overleden weduwe van de schilder Jan Verzijl. Met 6000 gulden uit haar nalatenschap liet zij in 1649 een hofje stichten aan de Nieuwehaven. In 1657 werd het hofje, het ‘Hartenerf’, gebouwd met zes woningen voor arme Gouwenaren. In 1965 is het hofje wegens bouwvalligheid gesloopt. De poort is overgebracht naar de Peperstraat, als achteringang van de toenmalige apotheek Paris (Westhaven 14).
-
Hemelrijk
-
Hoefsteeg
een hoefsmederij die ooit in deze straat was gevestigd. Als één van de nieuwe straten aangelegd op het Minderbroederserf, kreeg zij de naam van Houffstraat, omdat ‘daer 't houffyser uythanght’. Of er een woonhuis of herberg van die naam in deze straat was, dan wel of hier in die tijd al een hoefsmid zijn bedrijf uitoefende, is niet bekend.
-
Hof van Jansenius
Cornelius Jansenius (1585 - 1638), een Nederlandse rooms-katholieke priester en theoloog. Hij studeerde theologie aan de universiteiten van Leuven, Parijs en Bayonne. In 1630 werd hij hoogleraar aan de universiteit van Leuven en in 1635 volgde zijn benoeming tot bisschop van Ieper (West-Vlaanderen). Hij stierf drie jaar later aan de pest. Hij is de grondlegger van het naar hem genoemde Jansenisme, een 16e-eeuwse beweging in de rooms-katholieke kerk, waaruit in 1723 de Oud-bisschoppelijke Clerezij (later: de Oud-Katholieke Kerk) is ontstaan. Het ‘Letmaet-hofje’ aan de Nieuwehaven stond in de negentiende eeuw bekend als Jansenistenerf, waarschijnlijk in verband met de omstandigheid dat Burgemeester en Wethouders van Gouda in 1834 de pastoor van de Oud-Katholieke Kerk H. de Jongh tot één van de drie administrateurs benoemden.
-
Hof van Tams
Maria Tams, een ongetrouwde Goudse ‘mejoffer’, die bij haar dood 7000 gulden naliet, bestemd voor de aankoop en het onderhoud van tien huizen als behuizing voor vrouwen van de Lutherse gemeente. Het hofje, dat in de volksmond bekend was als het Lutherse hofje, werd gebouwd in 1657. In de jaren vijftig van de twintigste eeuw werden de woningen wegens bouwvalligheid gesloopt.
-
Honskoop
-
Houtenstraat
de herkomst van deze naam is niet duidelijk.
-
Jaagpad
het jagen van schepen. Een jaagpad of trekpad is een pad langs een kanaal of rivier dat werd gebruikt om schepen, gewoonlijk vrachtschepen, voort te trekken bij windstilte of ongunstige wind. Dit voorttrekken werd jagen genoemd. Trekschuiten zonder zeilvermogen, werden altijd gejaagd. Het jagen gebeurde vaak door de schipper, zijn vrouw of samen met hun kinderen. Als er geld voor was, kon een paard met begeleider worden ingehuurd.
-
Jagerspoortje
-
Jan Koddensteeg
-
Jan Muilenpoortje
-
Jeruzalemstraat
de Jeruzalemkapel, de enige nog bestaande Jeruzalemkapel in Nederland. De kapel is gebouwd tussen 1497 en 1504, toen het altaar werd gewijd. De stichter van de Jeruzalemkapel was Ghijsbert Willemsz. Raet, vicaris (plaatsvervangend priester) van de Sint-Janskerk en een vermogend man. Tussen 1478 en 1487 maakte hij een bedevaartsreis naar Jeruzalem, waar hij de Heilige Grafkerk bezocht. Als dank voor zijn behouden terugkeer liet hij voor eigen rekening een kleinere versie van de Heilige Grafkapel in Gouda bouwen. Na zijn dood in 1511 is Raet begraven in het rechthoekige deel van zijn eigen Jeruzalemkapel. In 1572 kwam de kapel in handen van het stadsbestuur. Het gebouw werd rond 1586 toegewezen aan de armenmee ligging van de straat bij het veer waarmee men tot in de eerste decenniaers, die er vergaderden en er hun aalmoezen uitdeelden.
-
Kandeelsteeg
-
Kapelstraat
-
Melkerssteegje Gherit Dircksz. die Melcker, die in de zestiende eeuw een huis kocht aan de Keizerstraat naast de Sint Barbarakapel.