-
<p>Op verschillende plaatsen in de Goudse binnenstad wordt binnenkort de riolering vernieuwd of<br />
aangepast. Daarnaast komen er voorzieningen om de wateroverlast op te vangen. Voor drie<br />
locaties (zie afbeelding 1) is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend<br />
veldonderzoek met boringen gewenst, omdat de werkzaamheden plaatsvinden in een gebied met<br />
een hoge archeologische verwachting. De drie deellocaties zijn:<br />
1. een riooltracé van circa 300 m onder de Graaf Florisweg<br />
2. een riooltracé in de Geuzenstraat met aansluiting op de Fluwelensingel<br />
3. een riooltracé in de Groeneweg met aansluiting op de Fluwelensingel<br />
Conclusie<br />
Oude straatniveaus op de Graaf Florisweg bevinden zich op een diepte van 1,8 tot mogelijk 2,4<br />
m -mv. De aard van deze diepste niveaus waarop de boringen zijn gestuit is niet geheel duidelijk.<br />
In boring 003 is onder het ophoogzand een ongestoord bodemprofiel aangetroffen, met daarin<br />
onder andere een fragment 13e-15e-eeuws aardewerk.<br />
Op locatie 2 en 3 zijn het niet zo zeer de mogelijk oude straatniveau’s die nader onderzoek<br />
rechtvaardigen. Op deze locaties zijn geldt een hoge verwachting op het aantreffen van<br />
achtereenvolgens: twee kloosterterreinen waar begravingen hebben plaatsgevonden, twee<br />
plaatsen waar de voormalige stadsmuur wordt gekruist en in de Geuzenstraat de plaats van een<br />
oude kleirug. Ook wordt in de Geuzenstraat op twee plaatsen door een locatie met oude<br />
bebouwing gegraven.<br />
Aanbevelingen<br />
In overleg met dhr. M.J. Groenendijk, gemeentelijk archeoloog, zijn de hieronder opgesomde<br />
aanbevelingen opgesteld. De aanbevelingen zijn samengevat in bijlage 1 In zwart zijn delen van<br />
het tracé aangegeven die archeologisch opgegraven dienen te worden. Gestippeld zijn delen van<br />
het tracé die archeologisch begeleid dienen te worden.<br />
Locatie 1: Graaf Florisweg (alleen begeleiden)<br />
- De Graaf Florisweg op drie plaatsen i.v.m. natuurlijke bodemopbouw en straatniveau’s;<br />
- De hoek Van Henegouwenstraat/ Graaf Florisweg ivm mogelijke oude bebouwing.<br />
Locatie 2: Geuzenstraat(deels opgraven, deels begeleiden)<br />
Opgraven op de locaties:<br />
- Hoek Geuzenstraat/Tiendeweg i.v.m. afgebroken bebouwing langs de Tiendeweg;<br />
- Pompput, i.v.m. onderzoek bodemopbouw en erf van bebouwing Tiendeweg;<br />
- Parkeerplaats i.v.m. afgebroken bebouwing in de Geuzenstraat;<br />
- Meest zuidelijke deel van de Geuzenstraat i.v.m. mogelijke begravingen.<br />
Archeologisch begeleiden op de locaties:<br />
- De voormalige stadsmuur;<br />
- De natuurlijke kleirug in de Geuzenstraat<br />
Locatie 3: Groeneweg (deels opgraven, deels begeleiden)<br />
Opgraven op de locaties:<br />
- De pompput in de Kloosterhof van het Cellebroedersklooster;<br />
- Het deel van het riooltracé langs de kapel van het Cellebroedersklooster.<br />
Archeologisch begeleiden op de locatie:<br />
- De voormalige stadsmuur.</p>
-
<p>In mei 2007 heeft Oranjewoud in opdracht van Kattensingel bv een bureauonderzoek uitgevoerd op een<br />
locatie aan de Kattensingel 9-12 te Gouda, gemeente Gouda (Zuid- Holland). De aanleiding voor het<br />
onderzoek is de toekomstige realisatie van een appartementencomplex. Voor een overzicht van de<br />
plaats van archeologisch bureauonderzoek binnen de ruimtelijke planvorming wordt verwezen naar<br />
bijlage 2. Doel van het onderhavige onderzoek is het opstellen van een gespecificeerd archeologisch<br />
verwachtingsmodel. Op basis van de resultaten van het onderzoek worden aanbevelingen geformuleerd<br />
voor de wijze waarop met eventueel aanwezige archeologische resten dient te worden omgegaan.<br />
Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied in een<br />
veenontginning ten oosten van de Gouwe ligt (polder Bloemendaal). Dit veengebied raakte pas na de<br />
ontginning in de Middeleeuwen bewoond. Na de aanleg van de stadgrachten in de 14e vond<br />
vermoedelijk de eerste bewoning plaats. Het gebied had een agrarische functie (moestuinen, akkers),<br />
maar vooral een industriële functie. Nijverheid zoals pottenbakkerijen en later wasserijen, blekerijen en<br />
touwslagerijen werden vanwege brandgevaar en ander overlast buiten de stadgrachten gevestigd. De<br />
polder Bloemendaal vormde lange tijd de nijverheids- en industriële zone van de stad. De woonhuizen<br />
waren langs de Kattensingel gevestigd. De Kattensingel is vanaf deze periode vrijwel continu bebouwd.<br />
De kans op het aantreffen van archeologische resten ter plaatse van het plangebied is daarom hoog tot<br />
zeer hoog. In het plangebied worden met name resten van bewoning en industriële activiteit vanaf de<br />
14e eeuw na Chr. verwacht. Hoewel bekend is dat aan de Kattensingel ter plaatse van het plangebied<br />
meerdere bebouwingsfasen hebben plaatsgevonden die de bodem hebben verstoord, kan worden<br />
aangenomen dat op een diepte vanaf circa 0,5 m -mv nog intacte resten uit de 14e tot en met de 18e<br />
eeuw kunnen worden aangetroffen.<br />
Bovengenoemde archeologische resten laten zich doorgaans goed aantreffen door middel van een<br />
karterend booronderzoek. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de mate waarin het<br />
bodemprofiel intact is en het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen.<br />
Omdat er vrijwel zeker archeologische resten aanwezig zijn, kunnen door middel van het booronderzoek<br />
ophogingspakketten, vloerniveau’s worden onderscheiden. Op basis van de resultaten van het<br />
booronderzoek kan een onderbouwd advies worden uitgebracht omtrent eventueel vervolgonderzoek.<br />
De resultaten van het booronderzoek kunnen echter ook uitwijzen dat verder vervolgonderzoek niet<br />
noodzakelijk is.</p>
-
<p>Samenva ng<br />
De Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Krimpenerwaard (ROM-K) is voornemens in het gebied ten<br />
zuiden van de stad Gouda op de gemeentegrens met Ouderkerk het bedrijventerrein Veerstalblok te<br />
realiseren.<br />
De ontwikkelingsmaatschappij hee hiertoe Grontmij Nederland B.V onder anderen opdracht gegeven<br />
onderzoek uit te voren naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden binnen het<br />
plangebied. Het bedrijventerrein komt te liggen in de oksel van de nog aan te leggen zuidwestelijke<br />
randweg van Gouda. Ten noordoosten van het plangebied ligt een waterzuiveringsinstalla e, ten<br />
zuidoosten ervan liggen veenweidegebieden begrensd door de Gouderakse Tiendweg. In de toekomst<br />
wordt de grens gevormd door de geplande randweg, dit geldt ook voor de zuidwestelijke zijde. Ten<br />
noordwesten van het bedrijventerrein liggen de dijklichamen de Gouderaksedijk en het Veerstalblok.<br />
<br />
Resultaten bureauonderzoek<br />
Doel van het bureauonderzoek is het in kaart brengen van de te verwachten archeologische waarden<br />
binnen het plangebied, en het opstellen van een specifiek verwach ngsmodel. Uit het<br />
bureauonderzoek is gebleken dat het gehele plangebied Veerstalblok in een zone met middelhoge tot<br />
hoge archeologische verwach ngen ligt. Deze verwach ng voert hoofdzakelijk terug op de geologische,<br />
geomorfologische en bodemkundige gesteldheid van het gebied.<br />
Het plangebied ligt grotendeels in een zone met oeverafze ngen van de Stroomgordel van de<br />
Hollandse IJssel. Het betre een hoger gelegen, goed bewoonbaar, bewerkbaar en landschappelijk<br />
aantrekkelijke zone die in de periode vanaf de Midden-Romeinse Tijd tot en met Late Middeleeuwen<br />
benut kan zijn geweest. Reeds bekenden vondsten uit deze periode in de omgeving van het plangebied<br />
beves gen dit.<br />
Plaatselijk kunnen ook oudere archeologische waarden en resten in de diepere ondergrond aanwezig<br />
zijn. Eventueel aanwezige archeologische waarden en resten kunnen worden gerelateerd aan de<br />
aanwezigheid van oever- en beddingafze ng van de Stroomgordel van archeologische resten vanaf het<br />
Neolithicum aanwezig zijn.<br />
Aanbeveling<br />
Op grond van het voorafgaande wordt geadviseerd het plangebied te onderzoeken door middel van<br />
inventariserend veldonderzoek (IVO), dit zou kunnen bestaan uit een booronderzoek (IVO-B) zonodig<br />
aangevuld met een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Tijdens dit booronderzoek zal vooral worden<br />
gekeken hoe de bodemopbouw binnen het plangebied is. Voor zover mogelijk wordt ook gekeken of<br />
zich daadwerkelijk archeologische resten in de ondergrond van het plangebied bevinden en wat daarbij<br />
de kwaliteit (gaa eid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan zijn. Er dient<br />
daarbij voldoende diep geboord te worden om ook de stroomgordel(s) in de ondergrond te kunnen<br />
onderzoeken.<br />
In aanvulling daarop, aanvankelijk van de resultaten van het booronderzoek, zou een<br />
proefsleuvenonderzoek noodzakelijk kunnen worden geacht. Voor het uitvoeren van het IVO-P dient<br />
(separaat) een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld.<br />
De conclusie en aanbeveling is overgenomen door het bevoegd gezag. Naar aanleiding daarvan is de<br />
rapportage defini ef gemaakt.</p>
-
<p>In opdracht van Bontenbal Vastgoed B.V. heeft ADC ArcheoProjecten in het voorjaar van 2008 een<br />
Archeologische Begeleiding en een Opgraving uitgevoerd in het plangebied Bolwerk te Gouda. De<br />
aanleiding voor het onderzoek vormden de plannen voor de realisatie van woningen, een hotel en een<br />
parkeerkelder met verschillende niveaus. Ondanks de bodemverstoringen veroorzaakt door de bouw van<br />
een gasfabriek in de 19e eeuw, bleken vele resten uit het verleden bewaard te zijn gebleven. Door middel<br />
van archeologisch onderzoek in combinatie met de beschikbare historische gegevens kon de<br />
geschiedenis van dit gebied in Gouda en haar bewoners worden gereconstrueerd.<br />
Het onderzoeksgebied is in de eerste helft van de 14e eeuw in gebruik genomen door bewoners van<br />
huizen die waren gelegen aan de Gouwe. Op het onderzochte terrein bevonden zich dus de achtererven.<br />
Tijdens de eerste bewoningsfase zijn zes percelen aanwezig, die van elkaar werden gescheiden door<br />
middel van greppels. In de volgende fase zijn enkele erven iets ten opzichte van elkaar verschoven en is<br />
er een perceel bij gekomen. Nu worden de zeven percelen van elkaar gescheiden door hekjes met<br />
vlechtwerk, waarvan alleen de staken zijn overgebleven. In hoofdlijnen blijven de erfgrenzen eeuwenlang<br />
gehandhaafd, ook wanneer de eerste stenen bebouwing verschijnt.<br />
Op de achtererven liggen vooral mest- en afvalkuilen. Het in de kuilen gevonden afval wijst erop dat in<br />
het gebied ambachtslieden gevestigd zijn. De geitenhoorns, teenkoten en talloze haren die in één van de<br />
kuilen samen met kalkresten zijn aangetroffen, wijzen op de aanwezigheid van een leerlooier op één van<br />
de erven. In één van de erfgreppels is een grote hoeveelheid hennep gevonden, op basis waarvan we<br />
kunnen concluderen dat een touwslager aanwezig was. De vondst van zaden van wouw, een plant die in<br />
de Middeleeuwen een belangrijke verfstof vormde, kan een aanwijzing zijn voor het verven van stoffen ter<br />
plekke. De aanwezigheid van pottenbakkersafval doet vermoeden dat op deze locatie of in de nabijheid<br />
van het terrein een pottenbakker werkzaam was.<br />
Vanaf ca. 1375 maken de percelen verschillende ontwikkelingen door. Het noordwestelijk deel van het<br />
onderzoeksgebied blijft tot in de eerste helft van de 15e eeuw in gebruik als achtererf, terwijl een groot<br />
deel van het overige onderzochte terrein wordt bebouwd. In historische bronnen is te lezen dat in de<br />
tweede helft van de 14e eeuw, in ieder geval tot 1408, op het terrein een Leprooshuis aanwezig is. Vanaf<br />
1408 wordt het grootste deel van het terrein ingenomen door het nonnenklooster Sinte-Marie. De<br />
aangetroffen gebouwen kunnen op basis van de grootte worden geïnterpreteerd als gebouwen<br />
behorende bij een instituut, het betreft zeker geen reguliere woonhuizen. Oorspronkelijk zullen in (een<br />
deel van) de gebouwen leprozen hebben gewoond, maar na 1408 namen de nonnen de panden in bezit<br />
en vindt er tevens nieuwbouw plaats.<br />
Op het terrein zijn enkele sporen van de historisch bekende stadsbrand uit 1438 teruggevonden. Het<br />
betreft delen van het klooster die door brand zijn verwoest. Daarna vindt in fasen grootschalige her- en<br />
nieuwbouw van het klooster plaats. Onder de vondsten die aan het klooster zijn te relateren, bevinden<br />
zich enkele fragmenten van pijpaarden sculpturen. De beelden van de heilige Christoforus en St. Annate-Drieën hebben zonder meer dienst gedaan bij de persoonlijke devotie van de zusters. Het derde<br />
fragment betreft een stuk Gotisch Maaswerk dat waarschijnlijk ooit de bovenzijde van een groot reliëf<br />
sierde. Dit soort van grote reliëfs zijn typische kloostervondsten. Andere vondsten wijzen er op dat binnen<br />
het klooster wol werd gesponnen en geweven en dat waskaarsen zijn vervaardigd.<br />
In 1572 kiest Gouda de zijde van de prins van Oranje en de stad legt omstreeks 1574 beslag op alle<br />
inkomsten en goederen van Goudse kloosters en kerken, waaronder ook het klooster van Sinte-Marie.<br />
De gebouwen worden deels verkocht aan particulieren en deels door de stad zelf benut.<br />
Uit de archeologische gegevens blijkt dat het klooster al in de loop van de 16e eeuw in verval raakt. Een<br />
klein deel van het terrein werd toen in gebruik genomen als begraafplaats. Vanaf het eind van de 17e<br />
eeuw vindt er op min of meer dezelfde locaties als die van de kloostergebouwen weer nieuwbouw plaats.<br />
Er wordt dan opnieuw een Leprooshuis gevestigd. In (een deel van) het Leprooshuis werden<br />
waarschijnlijk al vanaf 1598 proveniers (oude vandagen) opgenomen. Zij kregen tegen een vergoeding<br />
een plaats en verzorging in het huis. In eerste instantie zijn zo nu en dan proveniers opgenomen, maar<br />
na 1652 nam dit toe aangezien de leproosmeesters wel inzagen dat dit noodzakelijk was voor het<br />
voortbestaan van hun instelling. Het Leprooshuis handhaafde zich tot ongeveer 1735. Vanaf dat moment<br />
wordt de inrichting in de boeken van de stad Gouda voor het eerst aangeduid als Proveniershuis. Dit<br />
Proveniershuis is in 1805 opgeheven.<br />
<br />
Uit de periode dat leprozen en proveniers op het terrein woonden, dateren verschillende beerputten. De<br />
vondsten hieruit geven samen een beeld van een redelijk arme groep bewoners die zich in financieel<br />
opzicht weinig konden veroorloven. Ze aten en bereidden hun voedsel vooral van en in B-keus.<br />
aardewerk, ofwel potten en pannen met bakfouten. Ook de pijpen die de oude mannen rookten vertonen<br />
de nodige gebreken en ze zijn daarnaast van doorgaans van een grove kwaliteit. Van hun voedsel rest<br />
veel fijngehakt botmateriaal en de graten van ondermaatse vis, hoewel er ook veel fruit is gegeten. Voor<br />
een leprozen- of proveniershuis is dit beeld heel goed verklaarbaar. De bewoners van een dergelijke<br />
instelling waren immers vooral afhankelijk van anderen. Ze moesten het doen met wat de rest van de<br />
toenmalige stadsbevolking hen toebedeelde. Luxeproducten, zoals glas en importen, ontbreken vrijwel<br />
volledig. De enkele uitzondering die wel werd aangetroffen, zoals een Delfts bord met een familiewapen<br />
en een Italiaanse kom, zijn getuigenissen uit het werkzame leven van de oude vandagen, een periode die<br />
meer welvaart bracht. Vrijwel alle vondstcomplexen zijn te relateren aan de periode voor 1735 toen het<br />
Proveniershuis werd verbouwd. Hoewel uit historische bronnen blijkt dat men zich vanaf dat moment voor<br />
veel geld inkocht in het Proveniershuis, laat de archeologische informatie het hier afweten. Vondsten en<br />
sporen uit de periode tussen grofweg 1735 en 1853 zijn nauwelijks aanwezig. Met de bouw van de<br />
gasfabriek in 1853 zijn deze grotendeels verdwenen.<br />
Hoewel er nauwelijks vondstgroepen zijn geborgen die bestaan uit ambachtelijk afval, levert al het B-keus<br />
aardewerk een belangrijke bijdrage aan ons beeld van Gouda als belangrijke productieplaats van<br />
kleipijpen en aardewerk. Voor de pijpen geven de vondsten van vooral het grove materiaal inzicht in een<br />
segment van de lokale productie waarvan men er tot op heden van uitging dat dit niet in Gouda werd<br />
gemaakt. Met een door de gildenregels ingegeven streven naar een product met een zo hoog mogelijke<br />
kwaliteit, zo was de gedachte, verdween de productie van het grove product uit Gouda en vond alleen<br />
nog plaats in secundaire productiecentra als Gorcum en Schoonhoven. De vondsten uit de<br />
Bolwerkopgraving bewijzen echter het tegendeel. Naast kleipijpen was Gouda vanaf omstreeks het<br />
midden van de 17e eeuw één van de belangrijkste leveranciers van rood- en witbakkend<br />
gebruiksaardewerk. Hoe dit dagelijks gebruiksgoed er heeft uitgezien was totnogtoe vrijwel onbekend.<br />
Hoewel echte misbaksels vrijwel ontbreken, bieden de vondsten van het Bolwerk ook nu een eerste<br />
aanzet tot het herkennen van specifiek Goudse producten.</p>
-
<p>Samenva ng<br />
In opdracht van de gemeente Gouda hee ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek<br />
(IVO) in de vorm van een proefsleuf uitgevoerd voor het plangebied Groenakker, in het kader van het<br />
verplaatsen van het volkstuinencomplex. Alleen op vindplaats 1 kon de geplande proefsleuf aangelegd<br />
worden in twee vlakken. Een kleine uitbreiding hee hier in zuidwestelijke rich ng plaatsgehad ten<br />
einde een beter zicht te krijgen op de posi onering van het natuurlijke hout in de top van het veen.<br />
Onderzoek naar vindplaats 2 kon in verband met het ontbreken van de betredingstoestemming niet<br />
direct worden uitgevoerd. Vervolgens is naar aanleiding van proefsleuf 1, in overleg met het bevoegd<br />
gezag bepaald dat proefsleuf 2 , waar al een lagere verwach ng was, niet meer nodig was.<br />
<br />
Resultaten<br />
Het onderzoek leverde geen archeologische sporen op. Er werd alleen vondstmateriaal gevonden dat<br />
a oms g was uit het kleidek. Dit kleidek dekte het onderliggende veen af. In dit veen zijn de resten<br />
van een broekbos bewaard gebleven. Een deel van deze resten is blootgelegd en bemonsterd ter<br />
bepaling van de houtsoort. Aan de hand van een C14-datering is deze houtconcentra e gedateerd in<br />
gedateerd in 1945 +- 35 BP. De gekalibreerde ouderdom met 95.4% zekerheid gee een ouderdom van<br />
40BC - 130AD.<br />
Aan de zuidzijde van de proefsleuf werd een kreek aangetroffen die het veen doorsneed. Voor zover<br />
duidelijk binnen de beperkte omvang van dit onderzoek bleken geen archeologische indicatoren<br />
aanwezig in deze kreekvulling.<br />
Op basis van de waardestelling is de vindplaats niet behoudenswaardig. De bevindingen van vindplaats<br />
1 extrapolerend naar vindplaats 2 doen veronderstellen dat ook deze vindplaats niet als<br />
behoudenswaardig kan worden beschouwd.<br />
<br />
Aanbeveling<br />
ADC ArcheoProjecten adviseert derhalve de onderzoeksloca e vrij te geven voor het toekoms g<br />
grondgebruik. Het bevoegd gezag beslist over dit advies.</p>
-
<p>Naar aanleiding van de vervanging van de riolering op de onderzoekslocatie aan de Graaf<br />
Florisweg te Gouda, is door ArcheoMedia BV, in opdracht van Haskoning Nederland een<br />
inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek uitgevoerd. De Graaf<br />
Florisweg is een oude veenontginningsweg, locatie 24 van de Archeologische Basiskaart Gouda<br />
(ABK). De weg zelf en een strook langs de weg heeft volgens de ABK een middelhoge<br />
archeologische verwachting. Op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek is de<br />
archeologische verwachting voor ABK locatie 24 als volgt gespecificeerd:<br />
- voor de Romeinse tijd tot de late Middeleeuwen B (circa 11e/12e eeuw) geldt een lage<br />
archeologische verwachting;<br />
- voor de late Middeleeuwen B (circa 11e/12e eeuw tot 1500) geldt een middelhoge<br />
archeologische verwachting op resten van een weg of kade;<br />
- voor de Nieuwe tijd (na 1500) geldt een hoge archeologische verwachting op resten van de<br />
weg.<br />
Ook kruist de weg een kleirug (Archeologische Basiskaart, locatie 8) waarop de archeologische<br />
verwachting voor vondsten en sporen uit de Romeinse tijd tot de late Middeleeuwen B<br />
middelhoog is.<br />
Door middel van het inventariserende veldonderzoek is de archeologische verwachting getoetst.<br />
De aangetroffen bodemopbouw stemt globaal overeen met de verwachting. De kleirug (ABK<br />
locatie 8) is iets oostelijker aangetroffen dan op de ABK staat aangegeven.<br />
Conclusies<br />
Behalve de informatie over de natuurlijke bodemopbouw zijn in het booronderzoek ook resten van<br />
de oude Graaf Florisweg aangetroffen (ophooglagen, delen van het circa 17e-eeuwse wegdek en<br />
een mogelijke funderingspaal/ schoeiingspaal). Deze resten zijn vergelijkbaar met hetgeen eerder<br />
is aangetroffen bij de Archeologische Begeleiding van het westelijke deel van de weg.<br />
Archeologische aanwijzingen over de alleroudste fase van de weg zijn bij het booronderzoek niet<br />
aangetroffen.<br />
Aanbevelingen<br />
Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige<br />
onderzoekslocatie noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt om in ieder geval een Archeologische<br />
Begeleiding (protocol proefsleuven) uit te voeren bij graafwerkzaamheden ter hoogte van de<br />
aangetroffen kleirug, ABK locatie 8. Dit is het deel van de weg van iets ten westen van de<br />
Warmoezierskade tot aan de Bodegraafsestraatweg.<br />
Aangeraden wordt om op het ten westen daarvan gelegen deel van de Graaf Florisweg enkele<br />
profielen te documenten, vergelijkbaar met hetgeen in 2006 is gebeurd bij het deel van de<br />
riolering dat toen werd vervangen. In deelgebied 1 betreft het specifiek de aanleg van het gemaal<br />
(tot 5,3 m-NAP), in deelgebied 2 enkele profielen verspreid over de weg. Voor de uitvoering van<br />
een Archeologische Begeleiding dient een Programma van Eisen te worden opgesteld.</p>
-
<p>Het Hoogheemraadschap van Rijnland is voornemens om de Goudse IJsseldijken (Schielands<br />
Hoge Zeedijk, Nieuwe Veerstal en Goejanverwelledijk) te verbeteren. De met dit project gepaard<br />
gaande grondwerkzaamheden kunnen een directe bedreiging vormen voor de eventuele<br />
archeologische waarden binnen het plangebied. Rijnland heeft hiertoe Grontmij onder meer de<br />
opdracht gegeven een archeologisch onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek heeft bestaan uit<br />
een grondradaronderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen.<br />
Binnen het plangebied Goejanverwelledijk kunnen mogelijk nog restanten van voormalige sluizen<br />
en intacte bodemlagen behorende tot de afzettingen van de Hollandsche IJssel voorkomen.<br />
Indien binnen het plangebied de afzettingen van de Hollandsche IJssel niet (recentelijk) verstoord<br />
zijn, kunnen daarin nog archeologische waarden vanaf de Romeinse Tijd worden aangetroffen.<br />
Het verkennend booronderzoek had als doel om te achterhalen of de ondergrond wel of<br />
niet verstoord is en daarmee de archeologische verwachting van dit deel van het totale plangebied<br />
in het veld te toetsen. Door de mogelijke aanwezig van (restanten van) sluizen in dit deel<br />
van de dijk is een grondradaronderzoek uitgevoerd. Doel van het grondradaronderzoek was het<br />
achterhalen van de aan- of afwezigheid van die mogelijke sluizen of restanten daarvan.<br />
Op basis van het verkennende booronderzoek is in het plangebied een pakket opgebracht materiaal<br />
aangetroffen tot meer dan vier m dik. Het gaat hierbij doorgaans om (sub)recentelijk opgebrachte<br />
pakketten zand en klei. Door het aanbrengen deze moderne ophooglagen is de natuurlijke<br />
ondergrond vrijwel overal verstoord. De bodemverstoring heeft veelal plaatsgevonden<br />
tot in het veen, en in enkele gevallen tot in de kleilaag op het veen. De afzettingen van de<br />
Hollandsche IJssel met de mogelijke archeologische waarden vanaf de Romeinse Tijd zijn ter<br />
plaatse dus ernstig verstoord of verwijderd. Binnen het onderzochte plangebied is de kans op<br />
het aantreffen van archeologische sporen in de ondiepe ondergrond (circa 4 m –mv) zeer laag.<br />
Vanwege de geringe kans op het aantreffen van een nog intact sporenniveau met daarin<br />
antropogene sporen, worden er geen verdere aanbevelingen gedaan voor archeologisch<br />
vervolgonderzoek naar de afzettingen van de Hollandsche IJssel.<br />
Er zijn tijdens het grondradaronderzoek vermoedelijk geen sluizen waargenomen in de dijk. De<br />
verdachte locaties liggen op basis van resultaten / beeldmateriaal namelijk niet over de gehele<br />
breedte van de dijk en zijn bovendien niet rechtlijnig van vorm, zoals van een muurwerk/sluis<br />
door de dijk verwacht kan worden, om op voorhand in aanmerking te komen als nog in de<br />
ondergrond aanwezige (deels) intacte sluis. Op de locatie van de eerder uitgevoerde grondradarpilot,<br />
ter hoogte van de T-splitsing Sportlaan-Krugerlaan, werden ditmaal geen objecten of verdachte<br />
locaties waargenomen. Aanvullend booronderzoek heeft geen aanvullende informatie<br />
over de aard van de verdachte locaties opgeleverd.<br />
De voorgestelde alternatieven ten behoeve van de dijkverbetering (MER) aan het onderhavige<br />
deeltraject van de Goejanverwelledijk – op de locatie van de voormalige Vuilebrassluis en de<br />
mogelijke objecten / verdachte zones (uit het grondradaronderzoek) na - kunnen wat betreft<br />
archeologie zonder beperkingen worden uitgevoerd. Indien er ontgravingen gaan plaatsvinden<br />
ter hoogte van de voormalige Vuilebrassluis (T-splitsing Sportlaan-Krugerlaan) of de overige<br />
verdachte locaties uit de grondradaronderzoeken, dan wordt geadviseerd om tijdens de uitvoering<br />
de gelegenheid te bieden voor een (beperkte) archeologische begeleiding. Dit dient in<br />
overeenstemming met de opdrachtgever en de gemeente Gouda te gebeuren. Indien er een<br />
ophoging / aanvulling van de dijk zal komen, dan is vervolgonderzoek naar deze voorgenoemde<br />
locaties niet noodzakelijk.<br />
Als er ter hoogte van de verdachte locaties – en met name ter hoogte van de voormalige<br />
Vuilebrassluis - een damwand o.i.d. wordt geplaatst door het bestaande dijklichaam en dus door de<br />
<br />
mogelijke objecten heen, dan dient voorafgaand een beperkt proefsleuven- / kijkgatonderzoek<br />
te worden uitgevoerd. Hierdoor kan de daadwerkelijke aard en de archeologische of<br />
cultuurhistorische waarde van het thans nog onbekende object of verdachte locatie worden<br />
vastgesteld. Op basis van die onderzoeksresultaten kunnen de mogelijke vervolgstappen worden<br />
bepaald. Indien er damwanden buiten het bestaande dijklichaam worden geplaatst (met een<br />
eventuele aanvulling van grond) dan is vervolgonderzoek wat betreft archeologie niet noodzakelijk.<br />
De aanleg van een nieuwe dijk direct langs het water en buiten de begraafplaats om kan wat<br />
betreft archeologie zonder beperkingen worden uitgevoerd.<br />
Hoewel er tijdens het verkennend booronderzoek geen archeologische waarden of een mogelijk<br />
intact sporenniveau is aangetroffen, moet er op gewezen worden dat het veldwerk is gebaseerd<br />
op een steekproef. Iedere gravende activiteit kan (niet voorspelbare) toevalsvondsten opleveren.<br />
Indien hiervan sprake mocht zijn, dient de bevoegde overheid hiervan direct op de hoogte<br />
te worden gesteld in het kader van de wettelijke meldingsplicht (Monumentenwet 1988, artikel<br />
53).<br />
Dit advies is zoals gebruikelijk voorgelegd aan de bevoegde overheid, in deze de gemeente<br />
Gouda. Deze stemt in met de aanbevelingen.</p>
-
<p>In opdracht van de provincie Zuid-Holland en Niebeek Milieumanagement heeft ADC Maritiem in<br />
samenwerking met Periplus Archeomare en Subcom duikinspecties uitgevoerd in een aantal vaarwegen<br />
in Zuid-Holland. In de onderhavige rapportage worden de resultaten voor het Aarkanaal, de Oude Rijn<br />
(gedeeltelijk) en de Gouwe gepresenteerd. Op basis van het vooronderzoek zijn in de betreffende<br />
vaarwegen 46 locaties geselecteerd voor vervolgonderzoek in de vorm van duikinspecties. Doel van de<br />
duikinspecties was het vaststellen of de tijdens het sonaronderzoek getraceerde fenomenen anomalieën<br />
of archeologie betreffen. Naast de locaties met een archeologische verwachting zijn vijf extra locaties<br />
onderzocht waar zich op basis van het vooronderzoek autowrakken zouden bevinden. Tijdens<br />
duikinspecties zijn geen archeologische waarden aan het licht gekomen. De onderzochte contacten<br />
vormen wel in veel gevallen baggerobstakels waarmee rekening moet worden gehouden in de geplande<br />
werkzaamheden. In het Aarkanaal zijn vijf autowrakken en twee bromfietsen gevonden. In de Gouwe<br />
zijn twee auto’s aangetroffen. De nummerplaten zijn, voor zover mogelijk, verwijderd en geregistreerd.<br />
Autowrakken kunnen verband houden met criminele activiteiten en/of vermiste personen. Nader<br />
onderzoek – op korte termijn – van deze wrakken wordt daarom sterk aanbevolen. In het verlengde van<br />
de constatering dat op de onderzochte locaties geen archeologische waarden aanwezig zijn wordt<br />
geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Volledig afgedekte archeologische waarden<br />
kunnen met de tot dusver gehanteerde onderzoeksmethoden echter niet worden opgespoord. De<br />
aanwezigheid van dergelijke resten kan dan ook niet worden uitgesloten. Daarom wordt geadviseerd<br />
om het advies met betrekking tot archeologische begeleiding van de baggerwerkzaamheden, zoals<br />
geformuleerd in ADC rapport 1746, onverminderd te handhaven. Het betreft actieve archeologische<br />
begeleiding in de aandachtsgebieden en passieve archeologische begeleiding in de overige delen van het<br />
vaartraject. Hierover kan contact worden opgenomen met het bevoegd gezag of ADC ArcheoProjecten.</p>
-
<p>In opdracht van Burgland Projectontwikkeling regio West bv heeft het onderzoeks- en adviesbureau<br />
BAAC bv een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd voor het plangebied ‘Go Stores’<br />
aan de Kampenringweg te Gouda. Aanleiding voor het archeologische onderzoek is de geplande<br />
nieuwbouw binnen het bestaande bedrijventerrein.<br />
Uit het door de gemeente Gouda opgestelde Plan van Aanpak blijkt dat binnen het plangebied een<br />
middeleeuwse ontginningsweg wordt verwacht. Langs deze ontginningsweg kunnen mogelijk ook<br />
restanten van ontginningsboerderijen aanwezig zijn. De archeologische verwachting op sporen van<br />
deze ontginningsweg en/of ontginningsboerderijen is hoog.<br />
Uit het verkennende booronderzoek blijkt echter dat de archeologisch relevante bodemlaag ter<br />
plaatse van het plangebied grotendeels is verdwenen. Het gebied waarbinnen de archeologisch<br />
relevante bodemlaag nog aanwezig is, kan op basis van onderhavig onderzoek niet exact worden<br />
afgeperkt, maar zal beperkt van grootte zijn. Daarnaast kan niet worden vastgesteld of de bodemlaag<br />
behoort tot een middeleeuwse ontginningsweg of een terprestant. Volgens BAAC bv is de<br />
toegevoegde waarde van nader onderzoek naar de exacte omvang van het gebied met intacte<br />
bodem gering, ook omdat men niet voornemens is om de bodem af te graven. Vervolgonderzoek is<br />
volgens BAAC bv inziens derhalve niet noodzakelijk.</p>
-
<p>Het Bolwerk ligt in de noordwestelijke hoek van de historische binnenstad. Het hotel dat hier wordt<br />
gebouwd, moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het rioleringstracé dat hiervoor<br />
gegraven dient te worden is verontreinigd en moet worden gesaneerd. In principe betreft het een smal<br />
tracé en hoeven de daarin aanwezige archeologische sporen niet uitgebreid opgetekend te worden. Het<br />
tracé doorkruist echter mogelijk de begraafplaats rondom de kapel die in dit gebied heeft gestaan. De<br />
bevoegde overheid, de gemeente Gouda, heeft gesteld dat dit alleen mag worden gerealiseerd als<br />
eventuele begravingen worden geborgen en gedocumenteerd door een erkend en daartoe gemachtigd<br />
archeologisch bedrijf.<br />
In 2004 is voor locatie Gouda – Bolwerk een bureauonderzoek uitgevoerd door de firma Hazenberg<br />
Archeologie.2 In 2008 volgde een opgraving op de locatie Gouda- Bolwerk, uitgevoerd door ADC<br />
ArcheoProjecten.3 Het tracé van de riolering grenst direct aan de noordoostzijde van de locatie van het<br />
opgravingsterrein. Op het terrein hebben onder meer een klooster, leprooshuis en proveniershuis<br />
gestaan, alsmede oudere sporen van de ontginning van het gebied en diverse ambachtshuizen. Voor<br />
deze hoek van het gebied is vooral van belang dat op de hoek van het Nonnenwater en de Hoge Gouwe<br />
een kloosterkapel, gebouwd rond 1408 en behorend bij het klooster van Sinte Marie, heeft gestaan<br />
(onder het huidige Waterleidinggebouw). Rondom deze kapel kunnen begravingen verwacht worden.<br />
Het tracé van de riolering is tot een maximale diepte van ca. 2 m – mv ontgraven. Deze werkzaamheden<br />
zijn archeologisch begeleid. De begeleidingswerkzaamheden waren beperkt tot de controle op de<br />
aanwezigheid van een intact bodemprofiel, waar zich mogelijk begravingen in konden bevinden en het<br />
fotografisch vastleggen van de ontgraving.<br />
Het onderzoek heeft geen archeologische sporen en vondsten opgeleverd. Er kon worden vastgesteld<br />
dat de bodem tot op de maximale ontgravingsdiepte van ca. 2 m – mv was verstoord. Deze verstoring<br />
was vermoedelijk het gevolg van 20e-eeuwse activiteiten, gezien de samenstelling van de grond en het<br />
regelmatig voorkomen van machinale witte wandtegels en plastic. Hierbij kan worden opgemerkt dat<br />
zich aan de onderkant van de sleuf puin bevond (vanaf ca. 1,8 m – mv), dat te relateren was aan<br />
mogelijke historische bebouwing (Nieuwe tijd). Hierbij moet gedacht worden aan plavuizen en<br />
muurrestanten van gele ijsselsteentjes. Het is mogelijk dat dit niveau een oorspronkelijk sloopniveau<br />
was van deze bebouwing en niet een herbewerkt niveau uit de 20e eeuw. Er is tijdens de<br />
werkzaamheden tevens geen ex-situ botmateriaal aangetroffen. Dit geeft aanleiding om te<br />
veronderstellen dat zich op deze locatie wellicht geen graven hebben bevonden, of dat deze op een<br />
dieper niveau aanwezig zijn.</p>
-
<p>Samenva ng<br />
In opdracht van de Provincie Zuid-Holland hee ADC ArcheoProjecten tussen 3 en 6 juni 2014 een<br />
opgraving uitgevoerd op een toekoms g weg/fietspad benedendijks de Gouderaksedijk ter hoogte van<br />
nummer 77. Het project valt enerzijds binnen het kader van de ontslui ng van landbouwgronden welke<br />
door de inmiddels aangelegde N207 niet meer via de Tiendweg bereikbaar zijn. Tevens is aanslui ng<br />
op een fietsroute voorzien welke onder de N207 door loopt. Het archeologisch onderzoek behelst het<br />
in kaart brengen van eventuele aanwezige resten ter hoogte van de aanslui ng met het dijklichaam bij<br />
nummer 77. Uitgangspunt van het onderzoek was toetsing van zeer nabij gelegen in context<br />
aangetroffen Romeinse vondsten.<br />
Hoofdzakelijk bestond de vraag of er sprake is van een Romeinse nederze ng of bewoningsac viteit.<br />
In tweede instan e diende ook de aanwezigheid te worden getoetst en geïnterpreteerd van de boven<br />
het Romeinse niveau aangetroffen niveaus uit de 10-13e eeuw en de Nieuwe Tijd (14e -16e eeuw).<br />
Tijdens de opgraving is echter een sloot aangetroffen met meerfasige beschoeiingen, daterend uit de<br />
Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd. Slechts kleine delen binnen de werkput bleken rela ef intact qua<br />
bodemopbouw. Hierin zijn evenmin Romeinse vondsten aangetroffen. In het zuiden van de werkput<br />
zijn vermoedelijk twee veenwinningskuilen aangetroffen in doorgeslipte klei.</p>
-
<p>In opdracht van de gemeente Gouda heeft ADC ArcheoProjecten in januari 2017 een<br />
Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Kattensingel te Gouda. Aanleiding is de<br />
voorgenomen vervanging van de huidige kademuur.<br />
Op basis van het bureauonderzoek werden onder meer ophogingslagen, oude kademuren en<br />
resten die te relateren zijn aan diverse ambachtelijke activiteiten uit de Nieuwe tijd, verwacht.<br />
Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd een verkennend en karterend<br />
booronderzoek uitgevoerd. In verband met de verwachte aanwezigheid van puinresten en niet<br />
gesprongen explosieven in het gedeelte onder de Kattensingel en de kade, is door het bevoegd<br />
gezag, de stadsarcheoloog van Gouda, ervoor gekozen om het booronderzoek te laten<br />
plaatsvinden in de waterbodem van de singel.<br />
In de top van het Hollandveen Laagpakket en de komafzettingen van de Gouwe (pakketten 1 en 2)<br />
zijn in de boringen geen aanwijzingen voor begraven bodems waargenomen. Zeer waarschijnlijk is<br />
de pakketten afgetopt bij het aanleggen van de singel. Daarbij moet worden opgemerkt dat de<br />
natuurlijke omstandigheden in een veen- of komgebied niet optimaal zijn voor menselijk gebruik. Er<br />
is dus geen sprake van natuurlijke afzettingen die archeologisch relevant zijn. De archeologische<br />
relevantie van de dempingspakketten en het bezinksel van de Kattensingel (pakketten 3 en 4) is<br />
bovendien beperkt, aangezien er tot nu toe geen reden is om aan te nemen dat de vondsten aan<br />
grondsporen kunnen worden gekoppeld. Hooguit is dit wel het geval bij de vondsten die direct aan<br />
ambachtelijke activiteiten kunnen worden gekoppeld, zoals de vondsten van fragmenten touw in de<br />
boringen 1 en 14, maar de sporen van deze ambachtelijke activiteiten zullen zich op het land<br />
bevinden en de vondsten in de singel dienen te worden beschouwd als off site fenomenen in<br />
secundaire context en zijn daar door lastig te dateren of aan archeologische niveaus toe te<br />
schrijven.<br />
Het is niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied nog archeologische resten<br />
voorkomen. Om de op het bureau- en booronderzoek gebaseerde gespecificeerde verwachting<br />
voldoende te kunnen aanvullen en toetsen, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied<br />
tijdens de werkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische<br />
begeleiding dient hetzelfde doel als een opgraving. Dit betekent dat indien bij de civiele<br />
werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden<br />
geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd.<br />
De begeleiding kan vorm worden gegeven door een strikt meldingsprotocol te hanteren, zodat een<br />
tijdens het werk aangetroffen vondst, structuur of sporencomplex direct wordt gemeld. In<br />
samenhang met een dergelijk protocol worden uitvoerder, toezichthouder en bevoegd gezag<br />
geïnstrueerd hoe in een dergelijk geval gehandeld dient te worden. Bij de start van de<br />
werkzaamheden worden de medewerkers ingelicht en er loopt een vaste afspraak met een ter zake<br />
kundige archeoloog die snel ter plaatse kan zijn. Het verdient in dit kader overigens aanbeveling te<br />
onderzoeken in hoeverre de in de regio Gouda actieve archeologische en/of historische<br />
verenigingen hierbij een rol kunnen spelen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te<br />
worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).<br />
Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De<br />
mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.</p>
-
<p>In opdracht van Witteveen + Bos heeft Transect b.v. in juni 2022 een archeologisch bureauonderzoek<br />
(BO) uitgevoerd in een plangebied aan de Haastrechtsebrug en de Fluwelensingel te Gouda (gemeente<br />
Gouda). Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden die 150 m bij elkaar vandaan liggen (deelgebied<br />
W en deelgebied O). De aanleiding van het onderzoek is de renovatie van de bestaande<br />
Haastrechtsebrug en de herinrichting van delen van de bestaande infrastructuur. Het wettelijk kader<br />
van het onderzoek is nog niet bekend, maar zal vermoedelijk de vergunning zijn die voor de<br />
werkzaamheden wordt aangevraagd. Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een Archeologisch<br />
Bureauonderzoek (BO). Het doel van dit onderzoek is het specificeren van de archeologische<br />
verwachting van het plangebied.<br />
De archeologische verwachting binnen het plangebied hangt af van twee factoren, namelijk de<br />
landschappelijke ligging en de aanwezigheid van cultuurhistorische elementen:<br />
• Het plangebied ligt op de Hollandse IJssel stroomgordel, die vanaf de Romeinse Tijd actief was. De<br />
oeverwallen van de stroomgordel vormden in het verleden een aantrekkelijke vestigingsplaats. In<br />
de directe omgeving van het plangebied zijn op de stroomgordel vondsten vanaf de LateMiddeleeuwen bekend. Volgens Cohen et al. (2012) zijn op de Hollandse IJssel stroomgordel ook<br />
sporen uit de Romeinse Tijd bekend. Het plangebied heeft daarom een hoge archeologische<br />
verwachting vanaf de Romeinse Tijd. Archeologische resten vanaf de Romeinse Tijd worden<br />
verwacht in de top van de oeverafzettingen van de Hollandse IJssel. Op basis van het<br />
bureauonderzoek is de diepteligging van de top van de oeverafzettingen niet eenduidig vast te<br />
stellen. Dit komt door de vele ophogingen en vergravingen in de omgeving van het plangebied.<br />
Daarnaast ligt een deel van het plangebied in de uiterwaarden, waar nog steeds opslibbing plaats<br />
kan vinden. In de omgeving van het plangebied zijn ophogingen van 0,5 à 3,4 m dikte<br />
waargenomen, waaronder onverstoorde afzettingen van de Hollandse IJssel aanwezig waren.<br />
• Ook ligt het plangebied aan het ontginningslint de IJsseldijk, die ter plaatse van het plangebied<br />
bekend staat onder de naam ‘Goejanverwelledijk’. De dijk was in ieder geval al in de 12e eeuw<br />
aanwezig. In theorie zouden aan de dijk huisplaatsen aanwezig kunnen zijn, al zijn er op basis van<br />
historisch kaartmateriaal geen aanwijzingen dat het plangebied tussen 1648 en 2015 bebouwd<br />
was. Bebouwing op historisch kaartmateriaal is vaak indicatief voor oudere bebouwing, dus de<br />
verwachting op huisplaatsen uit de Late-Middeleeuwen-Nieuwe Tijd in het gebied is laag. De dijk<br />
zelf is echter ook een cultuurhistorisch element van redelijk hoge waarde. Ter plaatse van<br />
deelgebied W heeft hierin een sluis gezeten. In het plangebied kunnen onder het recente<br />
wegcunet nog oudere ophooglagen van de dijk aanwezig zijn, die inzicht bieden in de opbouw en<br />
ouderdom van de dijk (hoge verwachting).<br />
Advies<br />
De Haastrechtsebrug in het plangebied zal worden gerenoveerd. Ook zal een verbreding van de<br />
bochten aan de noordzijde van de Haastrechtsebrug plaatsvinden. Verder zullen<br />
verkeersregelinstallaties worden geïnstalleerd ten noorden van de Haastrechtsebrug en op het<br />
kruispunt van de Fluwelensingel met de Goejanverwelledijk. De onderdelen van de renovatie waarbij<br />
dieper dan 50 cm -mv wordt gegraven (de vrijstellingsgrenzen uit het bestemmingsplan) zijn<br />
besproken in Hoofdstuk 4. Hieruit blijkt dat er nieuwe verstoringen in de bodem worden gecreëerd op<br />
de locaties waar palen onder de nieuwe remmingen/ geleidewerken en de nieuwe wachtplaatsen<br />
worden geplaatst. Er is nog geen palenplan beschikbaar. Het verwachte inheiniveau van de palen is<br />
circa 20 tot 25 m -NAP.</p>
-
<p>Samenvatting In opdracht van de gemeente Gouda heeft ADC ArcheoProjecten op 7 en 8 september<br />
2022 een opgraving, variant archeologische begeleiding uitgevoerd binnen het plangebied Doelenbrug,<br />
gemeente Gouda. De gemeente Gouda is voornemens het brugdek te vervangen. Hiervoor dient de<br />
fundering ervan te worden vrij gegraven, om de druk van de omliggende grond op de brug te verlichten.<br />
Eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond kunnen worden aangetast<br />
door de voorgenomen ontgraving. De verwachting die op grond van de archeologische basiskaart is<br />
gesteld, kan op basis van het onderhavige onderzoek worden bevestigd. Zowel deze verwachting als het<br />
vooronderzoek stelt dat binnen een meter uit het bruggenhoofd en tot een meter diepte, geen rekening<br />
met archeologie gehouden hoeft te worden. Voorliggend onderzoek heeft dit bevestigd. Er zijn geen<br />
archeologische sporen aangetroffen. Dit heeft te maken met het feit dat waarschijnlijk binnen de<br />
oorspronkelijke bouwkuip omstreeks 1928 is ontgraven.</p>
-
-
<p>In opdracht van Gemeente Gouda heeft ADC ArcheoProjecten in augustus - november 2022 een<br />
bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend<br />
booronderzoek uitgevoerd op de locatie Viaduct Noothoven van Goorstraat te Gouda. De<br />
aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen vervanging van de aanbrug en het wegdek van het<br />
viaduct. Hiervoor is een omgevingsvergunning vereist.<br />
Uit het bureauonderzoek blijkt dat in de diepere ondergrond de stroomgordelafzettingen van het<br />
Benschop systeem aanwezig kunnen zijn. Hierop kunnen archeologische resten voorkomen uit het<br />
Mesolithicum. Indien aanwezig zullen deze resten zich bevinden op circa 7,5 m -mv (9 m -NAP). Nadat<br />
deze stroomgordels inactief raakten, ontstond in het plangebied een pakket Hollandveen. De top van<br />
het veen ligt op circa 2 m -mv (3,5 m -NAP). Als het veen goed ontwaterd is, kunnen op de top van het<br />
veen resten aanwezig zijn uit de periode Neolithicum tot en met de Romeinse tijd. De kans op het<br />
aantreffen van resten uit deze periode is het hoogste langs veenrivieren zoals de Gouwe of zoals de<br />
veronderstelde veenrivier in (de buurt van) het plangebied.<br />
Vanaf de 11e eeuw werd het veen ontgonnen. Langs de voormalige Kleiweg (Spoorstraat) kunnen<br />
mogelijk boerderijen uit de ontginningstijd aanwezig zijn. Ook kunnen deze boerderijen elders in het<br />
gebied niet worden uitgesloten. Vanaf de 16e eeuw was zeker sprake van bewoning langs de Kleiweg.<br />
Deze bewoning is eind 16e eeuw afgebroken en pas later, vanaf de 17e eeuw weer opgebouwd. Het<br />
plangebied heeft vanaf de 14e eeuw in, of net langs de Jan Verzwollewetering gelegen. Indien het<br />
plangebied in deze wetering lag, zijn in-situ resten ouder dan de 14e eeuw niet te verwachten.<br />
Mogelijk komen resten uit deze periode wel nog in verspitte context voor. In het geval dat het<br />
plangebied in de wetering ligt, zijn tot aan de 20e eeuw geen andere sporen in het plangebied te<br />
verwachten. De Jan Verzwollewetering werd namelijk pas in de 20e eeuw gedempt. De wetering zelf is<br />
een belangrijke archeologische waarde. In de wetering kan gedumpt materiaal aanwezig zijn (mogelijk<br />
tevens afkomstig van de 16e-eeuwse sloopfase van de stad). Het kan gaan om pottenbakkersafval,<br />
stadsafval en allerhande gebruiksvoorwerpen.<br />
Indien het plangebied net buiten de wetering ligt, kan bewoning vanaf de 14e eeuw in het<br />
plangebied aanwezig zijn. De trefkans hierop is middelhoog omdat deze bebouwing mogelijk al<br />
eind 16e eeuw is gesloopt of anders is verstoord door latere inrichting van het terrein, zoals de<br />
aanleg van de spoortunnel en de huidige aanbrug, de Noothoven van Goorstraat. Teneinde deze<br />
verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd.<br />
Op basis hiervan kon worden vastgesteld dat het plangebied vanaf de 14e eeuw tot maximaal het begin<br />
van de 19e eeuw in de Jan Verzwollewetering ligt. De wetering is ingegraven in het Hollandveen tot 4,4<br />
m -mv (5,9 m -NAP). De top van de grachtvulling ligt op 2,65 m -mv (4,15 m -NAP). Daarboven ligt een<br />
pakket zwak kleiig veen waarin veel kleine fragmenten geel en oranje baksteen en brokken mortel<br />
voorkomen. Mogelijk is dit pakket te relateren aan het aanpassen van het verloop van de Jan<br />
Verzwollewetering waarbij een deel van de wetering werd gedempt en wat resulteerde in een knik in de<br />
wetering. Dit vond plaats vóór de tweede helft van de 19e eeuw. De top van dit pakket ligt op 2,2 m -mv<br />
(3,7 m -NAP). De bovenste 2,2 m van het bodemprofiel bestaat uit een heterogeen geroerd pakket.<br />
De verwachting voor de aanwezigheid van mogelijke resten uit het Mesolithicum kon niet worden<br />
getoetst omdat binnen de boordiepte van 5 m -mv geen stroomgordelafzettingen werden aangetroffen.<br />
Voor eventueel dieper gelegen stroomgordelafzettingen blijft deze verwachting gehandhaafd. Voor<br />
sporen uit het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd geldt op basis van het veldonderzoek een lage<br />
verwachting. In het Hollandveen werden geen goed ontwaterde lagen aangetroffen die geschikt kunnen<br />
zijn geweest voor bewoning en de top van het veen is vergraven. Het veldonderzoek heeft de ligging van<br />
het plangebied in de Jan Verzwollewetering bevestigd. De wetering zelf is een belangrijke<br />
<br />
archeologische waarde. In de wetering kan gedumpt materiaal aanwezig zijn (mogelijk tevens afkomstig<br />
van de 16e-eeuwse sloopfase van de stad). Het kan gaan om pottenbakkersafval, stadsafval en<br />
allerhande gebruiksvoorwerpen. De kans op het aantreffen van dergelijk materiaal is hoog.<br />
De zone ten zuiden van de wetering is in de 14e eeuw intensief gebruikt. Aangrenzend aan zuidzijde van<br />
de wetering kunnen sporen aanwezig zijn van tuinen, moestuinen of agrarische en/of ambachtelijke<br />
activiteiten. In ieder geval vanaf de 19e eeuw was het plangebied in gebruik als erf met woonhuis. Dit<br />
niveau is niet verstoord door de latere stadsinrichting waardoor een middelhoge kans bestaat uit het<br />
aantreffen van resten uit de Nieuwe tijd.<br />
Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied dieper dan 1,9 m -mv (3,4 m -NAP) archeologische resten<br />
voorkomen. ADC ArcheoProjecten adviseert om, indien graafwerkzaamheden worden uitgevoerd die<br />
dieper reiken dan 1,9 m -mv (3,4 m -NAP), in het plangebied een vervolgonderzoek uit te voeren. Gezien<br />
de ligging van het plangebied ter hoogte van een belangrijke 14e-eeuwse wetering en het beperkte<br />
oppervlak van het plangebied is de meest geschikte vorm van dit vervolgonderzoek een opgraving variant archeologische begeleiding. Dit betreft de begeleiding van de geplande graafwerkzaamheden.<br />
De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een archeologische opgraving. Dit betekent dat<br />
indien bij de civiele werkzaamheden vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze<br />
worden geregistreerd en gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient<br />
voorafgaand aan het veldwerk te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren<br />
Programma van Eisen (PvE).<br />
Wij wijzen erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De<br />
mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.</p>
-
Index op Quoyer van de langte ende breete van de straten voor de huysen
-
Combinatie van kadastrale perceelnummers uit 1832 met Verpondingsnummers uit het verpondingsregister 1875 en de plaatselijke aanduiding uit het verpondingsregister. Gebruikte coördinaten referentiesysteem is WGS 84 (EPSG:4326).
-
Combinatie van alle Verpondingnummers met de bijbehorende plaatselijke aanduidingen en de Hofstedegeldnummers. Gebruikte coördinaten referentiesysteem is WGS 84 (EPSG:4326).
-
export 20191030_export_NT1756_verponding_1772.xls door CB aan EK